Hoek Ruiterstraat-Kerkstraat Zuid
Johannes van de Walle (Den Haag, 2 maart 1912 – ‘s-Hertogenbosch, 6 juni 2000) woonde van 1984 tot 2000 op de hoek van de Ruiterstraat en de Kerkstraat in het beroemde Trippenhuis. Zijn vrouw Lammechien had in het pand een antiekzaak. Johannes maakte graag een praatje en als hij eenmaal aan het woord was kon hij ongelimiteerd vertellen over zijn ervaringen als schrijver en zijn werk bij de Wereldomroep. Hij had in zijn leven een ongekend aantal boeiende en bekende mensen ontmoet en kon daarover in detail verslag doen. Hij was bijvoorbeeld aanwezig bij de begrafenis van Piet Mondriaan op 1 februari 1944 in New York. Zijn geheugen voor zaken uit het verleden was fabelachtig.
Hij was een Nederlands schrijver, journalist en radiomaker. Hij publiceerde zijn werk altijd onder de naam J. van de Walle. Bij besprekingen wordt hij Johan van de Walle genoemd. In Zaltbommel was hij bekend als Johannes, zo werd hij ook door zijn vrouw genoemd.
Van de Walle groeide op in een socialistisch gezin in Den Haag. In zijn jeugd was hij lid van de Arbeiders Jeugd Centrale (jongerenvereniging van de SDAP). In 1934 vertrok hij naar Curaçao. Hij werd redacteur en later hoofdredacteur van het Curaçaose dagblad Beurs- en Nieuwsberichten. Op Curaçao trouwde hij met Emilie Lauer, een Roemeense jodin met een Duits paspoort, die door dit huwelijk aan de internering van Duitsers ontkwam. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren, een zoon (Johan) en een dochter (Falika). Zijn vrouw overleed in 1975.
In 1942 ging hij in opdracht van de Nederlandse regering in Londen naar Suriname. Het was zijn taak om, als hoofd van de Gouvernements Pers Dienst, de mensen in Suriname op de hoogte te houden van wat er in het Koninkrijk speelde. Dit hield zowel voorlichting in als censuur van de plaatselijke pers. Hij schreef een uitgebreid rapport waarin hij aanbevelingen deed om vakbonden op te richten, het onderwijs te verbeteren en het algemeen kiesrecht uit te breiden. In diezelfde tijd was hij correspondent voor het weekblad Vrij Nederland (dat in die tijd in Londen uitkwam).
In 1946 ging hij terug naar Nederland. Na zijn terugkomst werd hij chef van de Caraïbische afdeling van Radio Nederland Wereldomroep, een functie die hij tot aan zijn pensionering zou bekleden. Voor de binnenlandse radio schreef hij verschillende hoorspelen.
Hoewel fysiek van de Caraïben gescheiden, was hij er mentaal voortdurend mee bezig. Hij raakte het gevoel van heimwee naar de tropen nooit meer kwijt. Van de Walle noemde zichzelf dan ook bij voorkeur een gecreoliseerd mens.
Van de Walle schreef een aantal historische romans over het leven in de Antillen en Latijns-Amerika. De slavenopstand (1956), De muggen van San Antonio (1961) en Een vlek op de rug (1963) worden beschouwd als zijn beste werken.
Over de herinneringen aan zijn tijd in Suriname publiceerde hij in 1975 het boek Een oog boven Paramaribo. Herinneringen. In 1990 ten slotte verscheen zijn, uit het begin van de jaren zeventig daterende nostalgische, briefwisseling met de op Curaçao wonende Nederlandse arts Chris Engels, onder de titel Klein Venetië, Curaçao in vroeger dagen.
In 1981 trouwde hij met Lammechien Sanders. Na enkele jaren samen in zijn huis in Hilversum gewoond te hebben vestigden ze zich in het monumentale pand op de hoek van de Ruiterstraat en de Kerkstraat. Het huis draagt de naam De Trippen.
In 1993 werden zijn belangrijkste romans en verhalen gebundeld uitgegeven bij Uitgeverij Aldus/de Prom. Behalve de eerder genoemde titels zijn in deze bundel opgenomen: Achter de spiegel (1958), De overtocht en Wachtend op de dag van morgen (1959).
In het meest autobiografische Wachten op de dag van morgen draagt de hoofdpersoon Van de Walles standpunt uit: ‘Het is wel vreemd dat mensen zoals ik, geboren in Europa, maar werkzaam onder de tropenzon, twee vaderlanden hebben, die ze om beurten verzaken en toch niet missen kunnen. Je voelt je nergens thuis. In Europa niet. In de tropen niet. Overal draag je je eigen eenzaamheid met je mee.’
Hoewel Johan van de Walle vergeefs gezocht wordt in de Nederlandse literatuurgeschiedenis, lazen de leerlingen van de middelbare scholen op de Antillen en in Suriname in de jaren zeventig zijn boeken gretig vertelt leraar Nederlands in Suriname Wim Rutgers (Ons Erfdeel 1994).
Zijn werk werd in Nederland rond 1960 opmerkelijk positief besproken. Ook na het uitkomen van zijn gebundelde romans in 1993 werd hij in één adem genoemd met grote schrijvers uit zijn tijd. Ik herinner me in dit verband het indrukwekkende interview met Ischa Meijer (22-11-1993) op de televisie na het verschijnen van zijn verzamelde romans.
Bronnen
Wim Rutgers. Ons Erfdeel 1994
J. van de Walle. Romans en Verhalen. Aldus Uitgevers, ‘s-Hertogenbosch/Baarn, 1993
April 2022