Ruiterstraat 8
Van 1845 tot 1907 werd Ruiterstraat 10, bestaande uit het huis, tuin, erf, koetshuis en stalling (Ruiterstraat 8) bewoond door de familie Heijligers*.
Isabella Allardina Vermeulen (1809-1900) was de dochter van Rijk Peter Vermeulen Azn. (1776-1832) en Louise Carolina de Roock (1789-1864). Haar ouders stamden uit een bekende Bommelse en een Gelderse regentenfamilie.
Toen haar vader tot ambtenaar voor de Dienst van Oost Indië en lid van de Raad van Justitie benoemd werd, maakte het gezin Vermeulen – Isabella was 11 jaar oud – de maanden durende zeereis per zeilschip naar Batavia.
Isabella trad op haar twintigste, in 1829, in het huwelijk met Gerard (Gerhardus Johannes) Heijligers (1803-1875), zoon van Johannes Hendricus Heijligers (1763-1819), kleermaker te Amsterdam en Maria Catharina Geestman (1774-1822). Isabella was van Nederlands Hervormde en Gerard van Rooms Katholieke huize.
Isabella’s vader Rijk Peter Vermeulen overleed drie jaar later, in 1832 en haar moeder, Louise Vermeulen-de Roock keerde in 1839 terug naar Zaltbommel, Kerkstraat 173. De aangifte Burgerlijke Stand van het overlijden van Louise Vermeulen in 1864 werd gedaan door haar zoon Arnold, wonend te Den Haag, en haar schoonzoon Gerard Heijligers.
De portretten zijn geschilderd door hun neef Antoine F. Heijligers
Enkele jaren na het overlijden van zijn ouders was Gerard op zijn drieëntwintigste naar Batavia afgereisd om ‘carrière’ te maken. Tot zijn benoeming als Secretaris der Residentie Kedoe (Magelang, Java) in 1836 werkte hij op het Departement van Financiën en doorliep de rangen tot 1e commies. In datzelfde jaar vestigde het jonge gezin Heijligers-Vermeulen zich in Kedoe. De reis erheen moet moeizaam zijn geweest, want treinen waren er nog niet. Zeker geen pretje, zeker niet met kleine kinderen; de oudste was 5 jaar, de jongste – later mevrouw Philips – nog slechts een paar maanden oud.
Naast zijn bestuurlijke en rechterlijke werkzaamheden als secretaris was hij tevens belast met het toezicht op de door het Gouvernement voorgeschreven gewassen, waarin ook persoonlijk handelen in indigo was toegestaan. Na zijn pensionering zette hij de handel in indigo voort met zijn neven – zonen van zijn zuster Caroline de Maret-Heijligers – en betrok daarbij ook enkele van zijn zonen. De jaren in Kedoe, Magelang moeten voor hem de belangrijkste zijn geweest.
Na twintig jaar onder de tropenzon kreeg Gerard in 1843 tweejarig verlof tot herstel van gezondheid. Het echtpaar Heijligers reisde met hun zeven kinderen via Semarang en Batavia per stoomschip naar Holland en gingen wonen in de geboorteplaats van zijn vrouw, eerst in de Waterstraat en in 1845 in de Ruiterstraat. Zaltbommel stond in die tijd onder gepensioneerde Oost Indië ambtenaren bekend als ‘gezellig en goedkoop’. Zaltbommel had voor die tijd goede bootverbindingen en werd al vroeg aangesloten op het spoorwegnet. Dit laat onverlet dat de leefomstandigheden voor de bevolking zwaar waren. Het hele land kampte immers met tegenvallende oogsten, werkeloosheid, barre weersomstandigheden, enz.
Door bemiddeling van Isabella’s oom Christiaan J. Vermeulen werd het 18e eeuwse herenhuis, Ruiterstraat 10, aangekocht dat uiteindelijk in 1850 Gerard’s eigendom zou worden. Uit overlevering is bekend dat het herenhuis al eerder aan Isabella’s familie toebehoorde en dat er een bedrijfspand naast stond waar eens paarden van Napoleon gestald waren en dat later gebruikt werd als brouwerij en pakhuis.
Gerard’s verlof werd tot drie keer toe verlengd, maar in 1846 keerde hij zonder zijn gezin terug naar Ned. Indië waar hij uiteindelijk op wachtgeld werd gesteld. Van Rijkswege werd hem een toelage toegekend ten behoeve van zijn in Nederland achterblijvende echtgenote en kinderen. In 1847 werd Gerard eervol ontslagen met toekenning, onder ’s Konings goedkeuring, van f 1.425 ’s jaar pensioen en na een maandenlange zeereis was hij datzelfde jaar tegen Kerstmis definitief terug bij zijn gezin op de Ruiterstraat.
Na zijn pensionering werd hij ijzerhandelaar, waarschijnlijk met zijn buurman Enthoven die op nummer 16 woonde.
Hij was lid van de gemeenteraad in Zaltbommel van 1851 tot 1867, regent van het Bommels Gasthuis, bestuurslid van Sociëteit de Verdraagzaamheid, voorzitter van de Commissie voor de restauratie van de Toren van de Sint-Maartenskerk (1867) en getuige bij het huwelijk van de Bommelse Suzanne Leenhoff (1829-1906) en de beroemde Franse kunstschilder Edouard Manet (1832-1883). Hij overleed op 2 november 1875 en werd begraven op de begraafplaats Bossche Poort.
Het echtpaar Heijligers-Vermeulen kreeg 13 kinderen:
Louise, Gerard, Eduard, Betsy, Charles, Richard Theodor, Willem Richard en Isabella Maria werden geboren in Nederlands Indië. In Indië overleed Richard Theodor (1839-1841) en vlak na aankomst in de Waterstraat stierf Willem Richard (1841-1844). In de Ruiterstraat werden Arnoldus, Dora, Henri, Jules en Louis geboren en brachten daar hun jeugd door met hun oudere broers en zusters.
Uit het Nederlands Hervormd lidmaatregister blijkt dat allen belijdenis deden in de Sint-Maartenskerk. Volgens de gegevens uit het bevolkingsregister zou vader Gerard Rooms Katholiek zijn gebleven. Hieronder een beknopte beschrijving van de levensloop van de kinderen en de verwantschap met de verschillende Bommelse families.
Louise (Maria Louise Isabella Theodora) Heijligers (1831-1917) werd in Batavia geboren en kwam op haar 13de jaar naar Zaltbommel, waar zij in 1859 trouwde met Boudewijn Anthony Fokker (van de bekende Fokkerfamilie), koopman, lid van de gemeenteraad te Middelburg en lid van Fa. Fokker & Jeras. Zij verwisselde Zaltbommel voor Middelburg. Het echtpaar kreeg 7 kinderen.
Gerard (Gerardus) Heijligers (1832-1862), geboren in Batavia. Na zijn jeugdjaren keerde hij terug naar Ned. Indië als controleur Binnenlands Bestuur. Hij werd controleur en civiel gezaghebber van Poear Datar, Sumatra’s Westkust. Hij overleed op zijn negentwintigste in Kotta Tingi.
Eduard (Eduard Joseph) (1833-1896), geboren in Batavia, werd vanuit Ned. Indië in de kost gedaan in Geertruidenberg bij zijn oom Joseph en tante Betsy Heijligers in afwachting van de terugkeer van zijn ouders uit Ned. Indië. Zijn oom Joseph was gepensioneerd Luitenant Kolonel titulair Oost Indisch Leger. In 1855, tweeëntwintig jaar oud werd hem een pas tot vertrek naar Oost Indië uitgereikt waar hij landhuurder – handel indigo – werd van onder andere Salakan Lor te Djocjacarta.
Tijdens verlof in Nederland, in 1866, huwde Eduard met de zestienjarige Jonkvrouwe Van Harencarspel Eckhardt (1850-1916). Kort daarna vertrokken zij naar Djocjacarta waar twee jaar later hun dochter Georgette Isabella werd geboren. Het gezin kwam in 1873 definitief naar Zaltbommel en verbleef in de Ruiterstraat tot in 1880 te Tiel het echtscheidingsvonnis werd uitgesproken. Eduard’s vrouw – die in 1881 zou hertrouwen – vertrok met dochter Georgette naar Den Haag. Georgette logeerde regelmatig bij haar grootmoeder met haar ooms en tantes op de Ruiterstraat. Ook Eduard verliet Zaltbommel en verbleef lange tijd in Den Haag en later in Parijs, waar hij in 1896 overleed.
Betsy (Maria Elizabeth) Heijligers (1836-1921), geboren in Batavia woonde, vanaf haar 8ste jaar in de Ruiterstraat. Na haar huwelijk in 1857 met Frederik (Benjamin Frederik David) Philips (1830-1900), fabrikant, bankier en handelaar in tabak en koffie verhuisde zij naar de Markt 594, 595. Zij kregen 10 kinderen, waaronder Gerard en Anton, de grondleggers van de Philips Gloeilampenfabrieken. Betsy’s man Frederik Philips had een voorname rol binnen de familie, die nog werd versterkt – blijkt ook uit akten Burgerlijke Stand – na het overlijden van zijn schoonvader in 1875.
Door de huwelijken van hun kinderen werden de banden met Bommelse families verbreed, onder andere met de families Vermeulen, Van Anrooij en Lenshoek (vader van hun schoondochter Elisabeth was burgemeester van Zaltbommel). De vader van hun schoonzoon Henri, dr. A.J.W. van Anrooij was de huisarts van de families Philips en Heijligers.
Charles (Charles Louis) Heijligers (1837-1883) werd in Magelang geboren. Vanaf zijn 7de jaar was hij in de Ruiterstraat en studeerde later rechten te Leiden. Hij keerde terug naar Ned. Indië en was werkzaam als landmeter op Midden Java, Soerakarta. Hij had vijf erkende kinderen bij Sengrok (Minah). In 1883 overleed hij te Soerakarta.
Isabella Maria Heijligers (1842-1931) werd geboren in Magelang en woonde vanaf haar 3de jaar in de Ruiterstraat. Zij trouwde in 1867 met de steenfabrikant Johan Adam Pool jr. (1840-1910). Zie verder bij familie Pool.
Arnold (Arnoldus Theodorus) Heijligers (1845-1887) is geboren en opgegroeid in de Ruiterstraat en studeerde rechten te Leiden.
In 1868 trouwde Arnold met Johanna Diderica de Kanter (1846-1875), die in de Boschstraat woonde. Eerder had zij, komend uit Paramaribo in 1852 met haar moeder, weduwe De Kanter-Crol, broers en zusters op Ruiterstraat 438 (tegenwoordig no. 23) gewoond. Het toeval wil dat jaren eerder ook haar zwager Johan Adam Pool jr. op dit adres had gewoond bij zijn oudere zuster. Arnold en zijn vrouw kregen vier kinderen. Op de terugreis naar Nederland in 1875 overleed Arnold’s vrouw te Napels.
Een jaar later hertrouwde Arnold met Marie Elisabeth Henriette Beth (1853-1939) en keerde voor een korte periode terug naar Ned. Indië. Arnold was leraar staatswetenschappen aan het gymnasium te Batavia, referendaris bij het Ministerie van Koloniën en vanaf 1878 hoofdredacteur van ‘Het Vaderland’ (een geavanceerd liberaal blad) in Den Haag. Arnold overleed in 1887, tweeënveertig jaar oud. Uit het tweede huwelijk werden twee kinderen geboren, onder wie de bekende kunstschilder Henri Heijligers.
Dora (Theodora Petronella) Heijligers (1847-1935) werd in de Ruiterstraat geboren en woonde daar tot na het overlijden van haar moeder in 1900, maar zij verbleef ook van tijd tot tijd bij de familie in Den Haag of maakte meerdere reizen in Europa. Zij bleef ongehuwd.
Henri (Johannes Hendrikus) Heijligers (1848-1925) is geboren en opgegroeid in de Ruiterstraat. Henri zou ongehuwd blijven.
Van 1862 tot 1869 studeerde hij aan de Landbouwschool van Wageningen. Volgens het landverhuizersregister vertrok hij in 1871 als planter naar Djocjacarta om ‘fortuin’ te maken. Na decennia in de Oost keerde hij naar het ouderlijk huis in de Ruiterstraat terug en verbleef aldaar tot na het overlijden van zijn moeder. In april 1901 verwisselde hij Zaltbommel voor Den Haag, Archipelbuurt.
Jules (Julius Cornelis Theodorus) Heijligers (1850-1920) is geboren in de Ruiterstraat en met zijn broers Charles, Arnold en Louis volgde hij in Zaltbommel het gymnasium. Na zijn promotie aan de Universiteit van Leiden keerde hij terug naar de Ruiterstraat en werkte als advocaat te Tiel. Hij trouwde in 1876 met Jacqueline Esser (1851-1900), die met haar moeder Theodora Elizabeth Bowier, weduwe van Jan Adriaan Esser, enkele jaren tevoren in Zaltbommel was komen wonen.
Toen hun zoon Jules jr. (Julius Cornelis Theodorus Gerhardes Johannes, 1877-1945) één jaar oud was, in 1877, verwisselden zij de Ruiterstraat voor Ned. Indië waar Jules sr. was aangesteld als Substituut Griffier bij de Rechtbank te Blora, Midden Java. Daarnaast deed hij onderzoek naar sporen van het Portugees in de voornaamste talen binnen Oost Indië en verscheen er een publicatie van zijn hand. Hiervoor ontving hij van Portugal een hoge onderscheiding.
Tijdens verlof in Nederland werd in 1882 hun tweede zoon Theo (Adriaan Theodoor Louis Allard,1882-1951) in de Ruiterstraat geboren. Twee jaar later verwisselden zij andermaal de Ruiterstraat voor Ned. Indië. In 1888 keerde het gezin terug en woonde in Delft waar Jules hoogleraar aan de Indische Instelling werd.
Het jaar 1900 bracht grote veranderingen, want na het overlijden van Jules’ moeder verloor hij dat najaar ook zijn vrouw Jacqueline. Bovendien werd de Indische Instelling gesloten. Eén jaar later werd Jules benoemd tot rechter bij de Gemengde Rechtbanken te Caïro waar hij tot aan zijn overlijden in 1920 zou verblijven. Hij kwam van tijd tot tijd op zomerverlof naar Den Haag.
Zijn oudste zoon Jules was inmiddels als suikerchemicus vertrokken naar Ned. Indië, maar zou later ook in West Indië werken.
Zijn jongste zoon Theo studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit van Leiden en bezocht zijn oom/voogd en tante Pool-Heijligers meerdere malen in de Ruiterstraat. In 1910 trad hij in het huwelijk met hun dochter Zus/Heleen. In 1922 werd ook Theo benoemd tot rechter bij de Gemengde Rechtbanken te Egypte en zou decennia lang werken en wonen in Egypte.
Louis Heijligers (1855-1881) is de laatste telg. Hij bracht zijn jeugd door in de Ruiterstraat en verliet het ouderlijk huis voor een rechtenstudie te Leiden. Hij trad in 1879 te Zaltbommel in het huwelijk met Catharina Elisabeth Willemstijn (1855-1942). Zij was geboren te Gorinchem en op haar vijftiende was de familie Willemstijn-Zijnen de Gier naar Kerkstraat 177 gekomen. Het jonge echtpaar vertrok naar Ned. Indië waar Louis was benoemd tot Substituut Griffier bij de Landraad in Palembang. Louis was een begaafd schilder en schilderde ten afscheid voor zijn moeder een huiselijk tafereel van de ‘hond en kat’. Het schilderij is na veel omzwervingen nog altijd in de familie.
Hun dochter Belle jr. (Isabelle) werd in 1880 te Batavia geboren. Zesentwintig jaar oud overleed Louis in 1881 te Palembang. Zijn weduwe en dochter Belle keerden terug naar Zaltbommel en vonden voor enkele maanden onderdak bij haar ouders op Gasthuisstraat 141, maar vertrokken in maart 1882 naar Leiden. Belle jr. logeerde van tijd tot tijd bij haar grootmoeder in de Ruiterstraat. Enkele van de brieven over de familie van Belle jr. aan haar oom Jules zijn bewaard gebleven.
Bronnen
Deze familiekroniek kwam tot stand in nauwe samenwerking met de kleindochters van Theo Heijligers en Zus/Heleen Pool. Najaar 2014
Meer over deze familie is te vinden onder knop ‘Achtergronden’
Januari 2017