Ruiterstraat 6
Van 1926 tot 1967 woonden op Ruiterstraat 6 Tinus(ke) Wagemans en Cornelia Reichardt. Zij hadden geen kinderen. Wel waren er vrijwel altijd één of meerdere mensen op kamers of in pension.
Martinus Wagemans (1887-1963) was kleermaker van beroep. Hij kwam uit een kleermakersfamilie. Ook zijn broer Jan (Johannes Pieter) (1873-1953), diens zoon Kobus (Jacobus Daniel) en kleinzoon Jan (Johannes Pieter), wonend in de Boschstraat, waren kleermaker.
De meeste mensen kennen Tinus omdat hij vele jaren (op basis van getuigenverklaringen minstens 20 jaar) voor het raam lag. Hij had een hartaandoening (waarschijnlijk hartfalen) en kwam nooit uit bed. Hij werd verzorgd door zijn vrouw. Hij was een tamelijk gezet persoon, droeg een bril en was gekleed in een nachtjapon. Wagemans was altijd vrolijk en erg geestig. Vaak lag hij te borduren, dat was zijn grote hobby. Verschillende mensen in de straat hebben nog een borduurwerkje van hem bewaard.
Wagemans had twee buitenspiegels waarmee hij beide kanten van de Ruiterstraat in kon kijken. Iedereen die langs kwam zwaaide. Het raam stond vaak open en veel mensen maakte er een praatje. Ook de deur stond altijd op een kier en kinderen liepen daar naar binnen. Dat was ook de bedoeling, behalve wanneer de gordijnen dicht waren. Hennie Rombeek van de groenteboer aan de overkant ging ook altijd bij hem langs. Zij zat op een gegeven moment met haar hoofd vast tussen de spijlen van het bed.
Wilfred Recter vertelde dat zij en haar broer Dirk met hun rapport altijd eerst langs meneer Wagemans gingen. Ze liepen dan naar binnen en aan het bed van meneer Wagemans kregen ze een stuiver.
Soms had hij enorme pijn op de borst, zo erg dat het niet was aan te zien, vertelde mevrouw Hart die op kamers woonde bij de familie. Op een gegeven moment was hij voor controle geweest voor zijn aandoening. In verband met de gewijzigde opvattingen in de cardiologie, had de specialist (die waarschijnlijk aan huis kwam) gezegd dat hij niet meer op bed hoefde te blijven. Tinus had zo lang in bed gelegen dat er een hoed, kleren en schoenen moesten worden gekocht die pasten bij een leven buiten bed. Hij kon echter nauwelijks meer staan, zitten lukte met moeite. Enkele weken nadat hij door zijn vrouw in nieuwe kleding was gestoken is hij op 76 jarige leeftijd overleden.
Mensen hadden geen idee waarom hij altijd maar in bed lag. Jaap Dorrestein vertelde dat mevrouw Tien van de slager in de Boschstraat altijd over Wagemans zei: ‘Hij is nog te lui om dood te gaan.’
Mevouw Cornelia Dorothea Wagemans-Reichardt (1891-1969) was een kleine aardige vrouw met een knotje. Ze praatte stads (ze sprak gewoon Nederlands) dat als erg deftig werd ervaren. Mevrouw Wagemans is in de Wielewaal overleden.
De familie Wagemans had als één van de eersten televisie in de straat. Carla Prosman ging er met haar oma (overbuurvrouw Clara de Koning) kijken naar de serie ‘De stille kracht’.
De familie was Nederlands Hervormd. Haverkamp in de Boschstraat was de bakker, Van Oosterom op de hoek was de slager, Oversteeg in de Boschstraat was de melkboer en Van Tuyl in de Oliestraat de olieboer. De huisarts was dokter Brumsen. Ze hadden geen huisdieren.
Vanaf de voordeur was er een rechte gang die via een deur uitkwam op de binnenplaats. Rechts van de gang was de woonkamer waar tijdens zijn ziekte de heer Wagemans voor het raam lag. Achter de voorkamer lag de ouderlijke slaapkamer. Tussen deze ruimtes was een alkoof en de trap naar boven. Links van de gang was de kamer van het kleine huis. Daarachter lag de keuken en de wc.
De binnenplaats was geheel ommuurd. Links stond een schuurtje waarin een grote waterput lag. Op de eerste etage was een voorkamer en een achterkamer met daar tussenin de overloop. Ook in het kleine huisje links was op deze verdieping een voor en achterkamertje. Een etage hoger was nog een grote zolder waar kamerbewoners hun was konden drogen.
Het huis werd verwarmd met een kolenkachels beneden en boven waren er oliekachels.
Ze hadden vrijwel altijd één of meer mensen in de kost of op kamers. Dat deden overigens veel mensen in de Ruiterstraat in die tijd. De achterkamer boven was permanent bezet. De voorkamer boven was incidenteel verhuurd en dat gold ook voor de aanbouw (het kleine huisje) links. Dat was in zijn geheel een tijd verhuurd aan een Friese wijkverpleegster, Kinske Reikes. Het huisje had vanuit de gang een eigen opgang. De voordeur werd door iedereen gedeeld. Overdag stond de deur aan, vanaf de avond was de deur dicht. Ook woonde een tijdlang in de voorkamer boven Corrie van de Woerd en tijdens de oorlog was de heer Bleeker, burgemeester te Beetsterzwaag, er met zijn vrouw ondergedoken.
Mevrouw Wagemans heeft veel oudere dames tot het einde van hun leven verzorgd. Soms waren die enigszins vermogend en erfde ze dingen. Later had zij jongemannen in de kost, onder andere meneer Joosen en meneer Hildebrand. Daar kookte ze voor, maakte de kamer schoon. Die kwamen ook later nog wel op haar verjaardag.
Tussen 1931 en 1955 woonde er op kamers mevrouw weduwe Caroline Jeanette Alexandrine Makking (1867-1955). Zij was getrouwd geweest met Dirk Makking (1860-1931), beroepsmilitair. Het echtpaar had twee kinderen: Alida Jeanne Henriette Makking (zij is overleden aan de Spaanse griep) en Adrianus Dirk Jan Makking (1902-1974). Deze gegevens kreeg ik telefonisch van Dirk Makking jr. (1934) wiens oma dus in Ruiterstraat woonde. Mevrouw Makkink had kennissen en vrienden in de betere kringen (Van Anrooij, Philips, Van Lookeren Campagne). Haar man was in zijn Zaltbommelse tijd rentmeester van het Bommels Gasthuis. Mevrouw Makkink is de grootmoeder van mevrouw Lies Banz-tHooft (van de bekende familie uit de Gasthuisstraat). Mevrouw Wagemans erfde na het overlijden van mevrouw Makkink al haar spullen behalve haar sloffen.
Van 1956 tot 1967 woonde op achterkamer op de eerste verdieping Nelly Hart, geboren 11-11-1922, afkomstig uit Haarlem. Zij was van 1956 tot 1983 lerares op de huishoudschool. Collega’s van haar waren onder andere Liesbeth Smallenbroek en Trineke Dijksma. Mevrouw Hart vertelt het verhaal over de familie Wagemans.
Er was in die tijd een grote woningnood en als je niet getrouwd was hoorde je nergens bij en moest je het zelf maar uitzoeken. Mevrouw Hart had aan mevrouw Wagemans een ‘schat van een hospita’. Ze woonde op de achterkamer (6 bij 4 meter) boven met prachtig uitzicht op de tuinen van Ruiterstraat 8 en 10 waar toen de familie Van Lookeren Campagne woonde. Ze zorgde voor zichzelf, had een klein gaskomfoortje waar ze thee op kon zetten en een ei op kon bakken. Eten kon op school en in de weekends was ze er niet. Er was geen douche in het huis. Je moest je wassen aan de wastafel wassen. De kamers waren niet gemeubileerd; wel was er vloerbedekking, gordijnen, verlichting en een wasbak. Er was één toilet voor alle bewoners.
Mevrouw Hart is Gereformeerd (nu PKN). Ze heeft in de Ruiterstraat gewoond tot mevrouw Wagemans in 1967 naar de Wielewaal ging.
Nadat haar man in 1963 was overleden woonde mevrouw Wagemans nog tot 1967 in de Ruiterstraat. Toen vertrok ze naar de Wielewaal waar ze twee jaar later is overleden.
Bronnen
Gesprekken met mevrouw Nelly Hart. September 2014
Gesprekken met mevrouw Wagemans-van Hoften. Oktober 2014
Foto’s uit particulier archief mevrouw Hart. Oktober 2014
Foto’s uit particulier archief mevrouw Wagemans-van Hoften. Oktober 2014
Foto’s uit particulier archief van Jan van Acquoij. December 2014
December 2022