Ruiterstraat 14/16
Van 1839 tot 1895 woonde in de Ruiterstraat 16 en 14 de familie Enthoven. Marcus Enthoven en Sara Enthoven-Swerein kwamen in 1839 vanuit Den Haag in Zaltbommel wonen. Zij waren getrouwd in 1820 en hadden elf kinderen. Ook de moeder van Marcus, Leentje Simons, verhuisde mee naar de Ruiterstraat. Vanaf 1867 tot 1895 woonde de jongste zoon, Hendrik Samuel Enthoven, met zijn vrouw Sophia Catz in de Ruiterstraat.
Marcus Israel (Mordechai) Enthoven (1795-1878) was de zoon van Israel David Enthoven (1754-1827) en Leentje Simons (1754-1847) uit Den Haag. Marcus meldde zich op 17 jarige leeftijd als vrijwilliger voor het Franse leger. Nederland maakte toen deel uit van het Franse keizerrijk. De in het Frans opgestelde akte vermeldt: lengte 1.63 m, blond haar, rond voorhoofd, bruine ogen, arendsneus en een gezonde gelaatskleur. Een jaar later veranderde de situatie zodanig dat hij deelnam aan de strijd tegen Napoleon. Hij vocht onder andere bij Naarden en Bodegraven en kreeg daarvoor het Zilveren Kruis 1813-1815 en de Eerepenning Haagse Vrijwilligers (1813).
In 1816 stond Marcus te boek als koopman, ongehuwd, schutter, wonende bij zijn ouders in de Bezemstraat in Den Haag. Samen met zijn broer David handelde hij in ijzerwaren en horloges. In 1828 hadden zij in de Spuistraat een winkel met etalage.
Saartje Swerein (1795-1847) stond te boek als zeer Oranjegezind. Zij zou urenlang aan het strand van Scheveningen hebben gestaan om de zoon van de naar Engeland gevluchte stadhouder Willem V, de latere koning Willem I, bij zijn landing op 30 november 1813 toe te juichen.
Alle kinderen van Marcus en Saartje, zes zonen en vijf dochters, werden in ’s-Gravenhage geboren. In volgorde van geboorte zijn het:
Karel Marcus (1820-1900) trouwde met Sara Joel Salomons (1824-1919). Zij hadden negen kinderen. Karel Marcus was fabrikant van spijkers en andere ijzerwaren, hij had een winkel in ijzerwaren in Rotterdam en in Utrecht. Bij zijn beroep staat vermeld: koopman.
Josua Enthoven (1822-1877) trouwde met de herbergierster Anna Catharina Bellemans (1844-1922). Zij hadden drie zonen en een dochter. Ze woonden in Antwerpen. Hij was makelaar in tabak en granen.
Caroline Enthoven (1823-1902) trouwde met de sigarenfabrikant Jacques Hartog (1817-1863). Zij kregen twee kinderen en woonden in Brussel.
Eduard Enthoven (1825-1828) en Simon (1826-1827) overleden beiden op zeer jonge leeftijd.
Betje (Elisabeth) Enthoven (1827-1858) trouwde met de sigarenfabrikant Simon Cohen (1824-1885). Zij kregen één dochter en woonden in Amsterdam.
Clarisse Enthoven (1829-1909) trouwde met haar neef Philip Simon Enthoven (1823-1898) Hij was directeur van de ijzerpletterij in Den Haag. Zij hadden vier kinderen.
Henri Eduard Enthoven (1831-1905) trouwde met Zenobia Herschel (1836-1868) en Susette Alsberg (1846-1899). Uit het eerste huwelijk had hij twee en uit het tweede huwelijk vijf kinderen. Hij was oprichter en lid van Herschel, Enthoven en Cie, tabakshandelaren te Amsterdam en later te Mannheim.
Henriette Catharina Enthoven (1832-1906) trouwde met de industrieel Leon Catz (1824-1916). Zij kregen één dochter en woonden in Groningen.
Fanny Francisca Leonora Enthoven (1833-1890) trouwde met de geneesheer Jacob van Lier (1835-1913). Zij kregen vijf kinderen (Eduard SM (arts), Susanne Elisabeth, Maurits AHL (advocaat in Amsterdam), Bernard Louis Philippe (advocaat te Utrecht) en Henriette Sophia Caroline Clarisse die trouwde met Adolf Simon Enthoven. Fanny en Jacob woonden in Utrecht.
Hendrik Samuel Enthoven (1838-1905) trouwde met Sophia Catz (1836-1892). Hij nam in 1867 de spijkerfabriek over van zijn vader. Hij woonde met zijn kinderen in de Ruiterstraat 14-16 tot 1895. Zijn kinderen waren: Bernard Maurits Henri (1866-1910), Suzanne Maria Elisa (1871-1922) en Edouard Isodor Louis (1878-1906). De kinderen groeiden op in de Ruiterstraat. Hendrik Samuel was lid van de gemeenteraad Zaltbommel en regent van het Groot Bommels Gasthuis.
In 1839 verhuisde het gehele gezin Enthoven van Den Haag naar Zaltbommel, waar Marcus een fabriek van spijkers en vertinde ijzerwaren opzette als een filiaal van de Haagse pletterij van zijn broer Lion Enthoven (1787-1863).
In het eerste kwart van de 19e eeuw stagneerde de economische ontwikkeling in de regio Zaltbommel. Het gevolg was werkloosheid en armoede. Wat er in de stad verdiend werd, verdween grotendeels in de zakken van de regenten en buiten de stad wonende grootgrondbezitters. Voor een aantal gegoede Bommelaren was deze toestand niet acceptabel. Zij namen het initiatief om een aantal ‘bedrijven voor de armen’ aan te trekken om daarmee werkgelegenheid te creëren. Bedrijven die in dit kader in Zaltbommel verrezen waren onder andere een hoedenfabriek, een stijfselmakerij, een wol- en sajetspinnerij en ook de spijkerfabriek van Marcus Enthoven.
In januari 1839 tekende Marcus bij notaris Dirk van Schaik het koopcontract van een woonhuis, pakhuis, schuur, erf en tuin, gelegen aan de Ruiterstraat nummer 16 en 14. Het pakhuis had een eigen uitgang in de Strikstraat. De koopsom bedroeg 5.500 gulden, te betalen aan de eigenares mevrouw Anna Maria Verploegh, die haar zoon Meester Thomas Theodorus Hendrikus van Benthem van den Bergh, advocaat en stadssecretaris, had gemachtigd voor haar op te treden. De nieuwe eigenaar mocht per 1 mei 1839 beginnen met de bouw van de fabriek.
Het bedrijf maakte niet alleen spijkers maar ook ketels, keukenpannen en kachels. In 1840 had de fabriek 47 arbeiders in dienst die gezamenlijk 86,35 gulden per week verdienden. De meesten verdienden 2 gulden per week. In 1850 had de fabriek 70 arbeiders in dienst; veel van de export ging naar Hannover en de Duitse Hanzesteden. In dat jaar had Zaltbommel 3680 inwoners waarvan circa 220 joden.
In maart 1867, op 71-jarige leeftijd, trok Marcus zich terug uit het bedrijf. Zijn jongste zoon Hendrik Samuel Enthoven (Ivo) nam het bedrijf over. Er vond een scheiding plaats waarbij Marcus alle roerende en Hendrik Samuel alle onroerende goederen kreeg. Onder de roerende goederen werden verstaan de koopmanswaren. De gebouwen stonden omschreven als: een klein huisje, een groot huis met tuin, twee smederijen, twee fabrieksruimten, twee pakhuizen en een koetshuis. Bij de verdeling kreeg Hendrik Samuel bovendien nog 2.456 gulden aan contanten.
Hendrik Samuel had ruim 25 jaar de leiding van de spijkerfabriek. In 1894 bleek dat het bedrijf door de relatieve kleinschaligheid niet meer op kon tegen de concurrentie. De spijkerfabriek sloot haar deuren. Bij de veiling van 1895 werden alle bezittingen door Hendrik Samuel (zijn vrouw was in 1892 al overleden) van de hand gedaan. Voor de panden Ruiterstraat 16 en 14 waren enkele bijzondere verkoopvoorwaarden opgenomen. De kopers moesten gedogen dat de grote machines uit het bedrijf konden worden verwijderd, ook al zouden daarbij enige ramen en deuren kunnen sneuvelen. Een tweede voorwaarde was dat de koper toestemming gaf dat de regenput, die in de voortuin lag, werd gebruikt door de eigenaar van Ruiterstraat 18. De koper had wel recht om water uit de put te halen.
Het woonhuis aan de Ruiterstraat 14-16 en het gebouw dat als magazijn en machinekamer had gefungeerd werden voor 3.200 gulden verkocht aan Johannes de Vries, rijksveearts. Ook Hendrik Adrianus Kaasjager en de huisschilder Laurens Ekelmans kochten kavels samen ter waarde van 650 gulden. De Amsterdamse makelaar Von Glahn kocht in opdracht van broer Henri Edouard het zuidelijk tuingedeelte met de vroegere emailleerfabriek voor de som van 2.720 gulden.
De familie Enthoven was een echte Joodse familie. Zij behoorden tot de belangrijke families van de Nederlands Israëlitische Gemeente in Zaltbommel. Op een steen die is ingemetseld in de muur van het Maarten van Rossummuseum staat dat Marcus in 1864 president was van de bouwcommissie voor de restauratie van de synagoge in Zaltbommel. Marcus kwam trouw zijn financiële verplichtingen na. In een afrekening wordt een bedrag van 6,50 gulden voor kerkelijke bijdrage en 18,50 gulden voor huur van zitplaatsen in de synagoge vermeld.
De familie Enthoven had een uitgebreide vriendenkring waaronder de families Philips, Van Leeuwen, Van Anrooy en Heijligers. In Zaltbommel lag ook een vrij groot garnizoen cavalerie (dragonders) waarvan de officieren graag geziene gasten waren in de Ruiterstraat. Het was een dubbel huis met twee trapgevels. In een raam aan de voorkant staan nog de namen ingekrast van twee kleindochters van Marcus: Suze Enthoven (dochter van Hendrik Samuel) en Elisabeth Enthoven (dochter van Clarisse) met de datum 16 oktober 1884. Ook werd daarbij de naam Ans Halewijn aangetroffen met de datum 28 september 1891. Haar relatie met de familie Enthoven is niet bekend.
De geschiedenis van het huwelijk tussen de Franse schilder Edouard Manet en de Zaltbommelse Suzanna Leenhoff, dochter van de stadsbeiaardier C.A. Leenhoff, is uitgebreid beschreven in recent verschenen boeken. Als getuige van de bruidegom werd de akte op 28 oktober 1863 mede ondertekend door Marcus I. Enthoven. Hij was bevriend met vader Leenhoff die pianoles had gegeven aan zijn dochter Fanny. De andere getuige was de buurman van Marcus, de op nummer 10 wonende Gerhardus Johannes Heijligers.
Als huisarts van de familie wordt dokter Hoven genoemd.
Marcus overleed in 1878 in Den Haag. Hij werd op de joodse begraafplaats aan de Scheveningseweg begraven. Zijn vrouw Sara was al in 1847 overleden. Zij werd begraven op de Joodse begraafplaats in Zaltbommel. De totale nalatenschap van Marcus bedroeg 23.096,76 gulden, waarvan 2.600 gulden als legaten vrij van rechten aan dertien kleinkinderen werd vermaakt en de rest werd verdeeld over de erfgenamen. Zijn onroerend goed werd als volgt omschreven: ‘Een klein huisje, een groot huis met tuin, twee smederijen, twee fabrieksruimten, twee pakhuizen en een koetshuis’.
Bronnen
Enthoven PH. Kroniek van het geslacht Enthoven. Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor geslacht- en wapenkunde, Walberg Pers, 1991. In dit boek is een uitgebreide literatuurverantwoording aanwezig.
Foto kegelclub van Societeit de Verdraagzaamheid. Maarten van Rossum Museum Zaltbommel
Mei 2017