Ruiterstraat 10
De zusters Franciscanessen huisden van 1958 tot 1975 in de Ruiterstraat. Daarvoor was hun klooster in de Nieuwstraat. Pastoor Kusters was de man die de zusters Franciscanessen naar Zaltbommel haalde. Hij liep al lang met het plan om een katholieke meisjesschool op te zetten, maar op zijn verzoeken aan diverse congregaties werd steeds afwijzend geantwoord. In 1882 werd zijn inspanning beloond, het hoofdbestuur van de Congregatie van Franciscanessen in Oirschot had zijn verzoek ingewilligd.
De toenmalige notaris Kalf kocht in opdracht van de pastoor/katholieke kerk, een groot pand aan de Nieuwstraat dat tot dan gebruikt werd als een soort hotel en dat uitstekend geschikt was als klooster.
Op 7 juli 1882 vertrokken zes zusters met hun overste op een boerenhuifkar vanuit Oirschot. Ze werden door pastoor Kusters hartelijk verwelkomd bij de Bosschepoort. Zij hadden in de kar het middagmaal meegebracht: zuurkoolstamppot en karnemelksepap.
Tot overste werd benoemd soeur Jozefa. Soeur Ursula werd hoofd van de school, soeur Thaddea onderwijzeres en soeur Andrea zorgde voor de gang van zaken binnen het klooster. Direct werden de handen uit de mouwen gestoken. Binnen enkele dagen kon men de kapel inwijden en veertien dagen na aankomst ging de meisjesschool open.
Aangezien bijzondere scholen geen rijkssubsidie kregen en het schoolgeld niet te hoog mocht zijn, moest voor een andere bron van inkomsten worden gezorgd. Men besloot tot de oprichting van een weeshuis, waarvoor men van de verschillende gemeenten een vergoeding ontving. Toen na verloop van tijd bleek dat er onvoldoende weeskinderen waren, werd het weeshuis in 1900 veranderd in een internaat/pensionaat voor schipperskinderen. Later nam men ook kinderen aan die door huiselijke omstandigheden thuis niet opgevoed konden worden. Men volgde er alleen lager onderwijs.
In 1904 besloot het hoofdbestuur in Oirschot het pensionaat op te heffen, maar het Zaltbommelse kerkbestuur wist dit te voorkomen. De pastoor wilde zijn klein katholiek schooltje in protestantse omgeving niet opgeven. Op de dagschool waren te weinig kinderen zonder de pensionaires van het schippersinternaat. Door handhaving van het pensionaat werd de school gered.
Aanvankelijk werd er in twee lokalen lesgegeven, één lokaal voor de eerste en tweede klas en een groot lokaal voor de overige klassen. In het grote lokaal stonden twee leerkrachten. Later werd een derde lokaal bijgebouwd.
Juist toen alles goed geregeld was, werd het klooster getroffen door een grote tegenslag. Op de avond van dinsdag 18 oktober 1921 ontdekten voorbijgangers om half negen een grote rookzuil aan de achterkant van het gebouw. Het klooster stond in brand. Snel greep het vuur om zich. Met veel inzet en moed wisten de zusters de 22 aan hen toevertrouwde kinderen uit het klooster te halen. Ze werden in eerste instantie ondergebracht in de tegenover het klooster gelegen woonhuizen. Toen soeur Thaddea echter de kinderen telde, bleek er één te ontbreken. Onmiddellijk keerde zij terug naar het brandende klooster maar ze mocht van de brandweer het klooster niet meer in. ‘Ik moet er in, één van onze kinderen is nog binnen’, zei ze en iedereen passerend ging ze, vergezeld van een zekere heer van de Thillaert, het brandende gebouw binnen. Op de slaapzaal vond zij in een van de bedjes het ontbrekende kind en nauwelijks was zij buiten of de zaal stortte in.
Er deed zich nog een probleem voor. Op de dag van de brand was de pastoor de stad uit en de kapelaan bleek nergens te vinden. De zusters waren ten einde raad want het Heilige Sacrament (cibori) was ook nog binnen. Soeur Alphonsa pakte de sleutel van het tabernakel en liep daarmee de brandende kapel binnen. Met bevende vingers haalde ze het Allerheiligste uit het altaar en bracht het naar de parochiekerk. Kort daarna kwam het dak met donderend geraas naar beneden. Voor zuster Alphonsa waren de inspanning en emoties teveel, aangekomen in de kerk zakte zij in elkaar. In de pastorie kwam ze even later weer bij.
Inmiddels stond het gehele gebouw in lichterlaaie. Er viel nauwelijks nog wat te blussen. Een dikke vonkenregen daalde neer over de stad en pas tegen middernacht was de brandweer het vuur meester. Het klooster was veranderd in een troosteloze ruïne. Vermoedelijk was de brand ontstaan door een defect in de keukenschoorsteen.
De volgende dag vertrokken de kinderen naar hun ouders en de zusters namen hun intrek in de pastorie. Na enkele maanden konden ze, als tijdelijk onderkomen, een pand aankopen op de hoek van de Boschstraat en de Ruiterstraat (Boschstraat 51), waar ze gewoond hebben tot het nieuwe klooster klaar was.
Het heeft een jaar geduurd voordat het puin van het oude gebouw was opgeruimd. In augustus 1923 werd het, onder leiding van architect J.P. van Boort, nieuw gebouwde complex weer betrokken. Er konden 50 kinderen in het pensionaat worden ondergebracht. In 1931 werd de naaischool geopend in het pand naast het nieuwe klooster, welk gebouw later dienst zou doen als kleuterschool. De handwerklessen werden gegeven door de soeur Constance (zij heeft dit ruim 50 jaar gedaan), terwijl de soeur Simplicia de leiding had over de kleuterschool. Ook zij verbleef bijna 50 jaar in Zaltbommel. Ze overleed in 1955 op 81 jarige leeftijd.
Op 22 maart 1944 werden de zusters door de Duitsers gesommeerd het klooster te ontruimen. Moeder Dagoberta stapte naar het gemeentehuis. Ze vond het schandalig dat veertien ‘weerloze vrouwen’ en veertig kinderen op straat werden gezet. Burgemeester Jan Boll had nauwelijks aandacht voor haar verhaal, ze kon onverrichter zake naar huis. Het klooster werd ontruimd en de kinderen van het internaat moesten terug naar hun ouders. De zusters vertrokken naar het Franciscanessenklooster in Ammerzoden, waar ze maar tot 11 november konden blijven omdat de nabij gelegen toren zou worden opgeblazen en het klooster daarvoor ontruimd moest worden. Gastvrij werden de zusters opgenomen bij de zusters Clarissen, die echter op hun beurt op 2 januari van het nieuwe jaar hun gebouw vanwege beschietingen moesten verlaten. Uiteindelijk kwamen ze allemaal, in totaal zestig zusters, naar de Bommelse pastorie. In de grote zaal werden langs de wand de rugzakken geplaatst. ‘Overdag gingen we er op zitten en ’s nachts gebruikten we ze als hoofdkussen’ vertelde één van de zusters. De zusters hielpen mee met het reinigen van scholen waarin Duitsers ‘gewoond’ hadden, anderen werkten in de tyfusbarakken (er was onder andere een barak in Brakel).
Na de oorlog kwam in het klooster alles weer op gang. In september waren er weer 30 schipperskinderen in het internaat. Het internaat was in het gebouw wat later de bibliotheek werd, de meisjesschool zat in het gebouw dat later door Orion werd gebruikt en de kleuterschool zat waar later de muziekschool kwam.
De feestvreugde rond het 75-jarig verblijfsjubileum in 1957 werd getemperd door de beslissing van het Moederhuis in Oirschot om het Bommelse klooster op te heffen. Voor de pastoor en de parochianen was dit een zware slag. Wat was het katholieke onderwijs in Bommel zonder de zusters? Er is in die dagen veel heen en weer gereisd tussen Bommel en Oirschot. Op 12 februari 1958 werden de inspanningen beloond: de zusters mochten blijven. Een groot herenhuis in de Ruiterstraat werd aangekocht. De katholieke meisjesschool in de Nieuwstraat werd samen met de jongensschool de gemengde St.-Franciscusschool; de kleuterschool vond een onderkomen in de ruimte in het parochie-huis, waar eerder de jongensschool was geweest. In het koetshuis van Ruiterstaat 10 (Ruiterstraat 8) werd een kindercrèche gestart. Moeder-overste zei over deze locatie: ‘In vroeger eeuwen was het hier een vrouwengevangenis, door onze vestiging blijven we dus een beetje in de lijn der historie’. De crèche was een succes, er zijn dagen geweest dat er meer dan zestig kinderen aanwezig waren.
Moeder-overste was in 1962 soeur Leodegarda en later zuster Alphonsita, zuster Cyrine was hoofd van het hospitium, de zusters Helene en Gratiana gaven les op de lagere school, zuster Celine en zuster Clementa zorgden voor de kleuters, de zusters Johanna en Elisabeth werkten in de crèche en de zusters Cassiana, Koenrada, Magdalene en Theodora zorgden voor het klooster- en crèchehuishouden. In de hoogtijdagen van het klooster werkten er ook vier leken kinderverzorgsters (twee fulltime en twee parttime).
Begin zestiger jaren werd naast Ruiterstraat 8 en 10 ook Ruiterstraat 12 door het Moederhuis te Oirschot aangetrokken. Het huis werd gekocht van tandarts Recter voor 115.000 gulden. In dit huis werd een opvangcentrum gestart om moeders te verzorgen die herstellende waren na een ziekenhuisopname. Omdat dit niet goed liep besloot men te starten met een opvangcentrum voor moeders met problemen thuis. Bij maximale bezetting woonden er 35 volwassenen en kinderen in de panden van Ruiterstraat 8, 10 en 12. Het gebouwencomplex bevatte 8 éénpersoonskamers en twee tweepersoonskamers voor volwassenen en bood tevens de mogelijkheid van een tijdelijk verblijf voor vier baby’s en 21 kinderen tot 12 jaar.
Behalve enkele bejaarden woonden er moeders met kinderen die thuis waren weggevlucht voor onhoudbare situaties (bijvoorbeeld mishandeling, verslaving, dakloosheid, incest). Een ‘Blijf-van-mijn-lijf-huis’ avant la lettre. Van alle gezindten en overal vandaan was men welkom. De Bommelse politie moest regelmatig worden gebeld om lastige mannen van de deur te houden. De zusters waren overigens niet bang. Een uitspraak van een politieagent was: ‘Die kapjes van u doen wonderen.’
In Ruiterstraat 10 was een kapel, een sacristie, een refter, een bibliotheek, een keuken en een wasserij. In Ruiterstraat 12 was er voor 7 dames een zit-slaapkamer, ook op nummer 8 waren eenpersoonskamers waarvan er twee geschikt waren te maken voor echtparen. Dames pension kostte 25 gulden per etmaal.
Deze opvang bleef bestaan tot 1975. De laatste jaren waren de kamers minder goed bezet waardoor de kosten te hoog werden. Bij de kindercrèche werden intussen veel kinderen ondergebracht. Ook werden er kinderen ondergebracht, voor wie de ouders door ziekte of andere omstandigheden niet konden zorgen. Voor deze kinderen bedroeg de prijs zes gulden per dag per kind. Zie ook het verhaal over kindercrèche ‘De Ruitertjes’.
Zuster Theodora is bijna een halve eeuw in Zaltbommel geweest. Tot in het begin van de zeventiger jaren waren de zusters bij het onderwijs betrokken. Naast het kleuter- en lager onderwijs werd ook lesgegeven aan de huishoudschool in de Nieuwstraat. Elk jaar werd een fancy-fair gehouden. De baten hiervan werden o.a. besteed om speelgoed voor de kindercrèche te kopen.
Door exploitatietekorten en vergrijzing moesten de zusters in 1975 hun werkzaamheden afbouwen In deze afbouwperiode werd het echtpaar Broerse aangetrokken om de directie over te nemen. Mevrouw C. J. Broerse werd benoemd, in tijdelijke dienst, tot directrice en mevrouw Hella Zaborsky-Jansma werd adjunct-directrice.
De geleidelijke sluiting van het klooster leidde tot een publieke discussie omdat de directrice en assistent-directrice zich verzetten tegen de afbouw en opteerden voor voortzetting van het werk van de zusters. Zij probeerden de gemeente te interesseren om de financiering over te nemen en zij zouden dan zelf doorgaan met de opvang van ouderen en kinderen. De gemeente bleek niet geïnteresseerd. Mevrouw Broerse heeft nog geprobeerd een deel van de mensen te verhuizen naar haar eigen huis in de Bloemendaal (waar zij eerder een pension had voor Marokkanen), maar ook dat lukte niet en uiteindelijk zijn alle bewoners uit het klooster elders ondergebracht.
Op 1 maart 1976 werd het hospitium gesloten en vertrokken na 94 jaar de Franciscanessen met pijn in hun hart uit Zaltbommel. De panden Ruiterstraat 8, 10 en 12 werden door de gemeente gekocht voor 700.000 gulden.
Bronnen
Keser: Historische flitsen van de St Martinusparochie te Zaltbommel. November 1962
Erfgoedcentrum Nederlands kloosterleven. Archief Sint Agatha Januari 2014
Gesprekken met zuster Cassiana. Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot. December 2013
Brief uit archief van Annie van der Donk. Zomer 2013
Zuster Domitella. Van Slotklooster tot actieve congregatie. 1966; Fundatieboeken van Franciscanessen Archiefnummers 1141 en 1142
Januari 2018