Ruiterstraat 10
In 1907 werd Ruiterstraat 10 gekocht door de familie Van Lookeren Campagne. Dit was een welgestelde familie, eigenaar van steenfabrieken in Haaften en Hurwenen. Willem van Lookeren Campagne was getrouwd met Aritia van Hettinga Tromp. Zij hadden vier zonen: Willem (Lange Willem), Ad, Johan en Hans.
Willem van Lookeren Campagne (1857-1947) werd in Tiel geboren. Zijn opa was apotheker Peter Jan Campagne en zijn oma Geertruida van Lookeren. De vader van Willem, ook Willem geheten, werd in 1817 in Tiel geboren. Op 18-jarige leeftijd verkreeg hij bij Koninklijk Besluit het recht om de met uitsterven bedreigde familienaam van zijn moeder aan de naam Campagne toe te voegen. Vanaf dat moment gebruikten hij en zijn afstammelingen de samengestelde naam Van Lookeren Campagne.
Willem (1817-1876) trad in de voetsporen van zijn vader: hij werd apotheker te Tiel en nam zitting in de gemeenteraad. Zijn aspiraties op chemisch gebied leefde hij uit door zich bezig te houden met de bereiding van garancine, een kleurstof uit de meekrapwortel. Hij werd directeur van de in Tiel opgerichte Garancinefabriek. Dit was een succesvolle onderneming. De ontwikkeling van het synthetische alizarine was er echter de oorzaak van dat de fabriek na verloop van tijd gesloten moest worden.
In 1843 huwde hij de 21-jarige Johanna Neeltje Hasselman uit Ophemert. Uit dit huwelijk werden zeven jongens en twee meisjes geboren. In 1848 overleed Willems ongehuwde oudtante Margaretha van Lookeren. De 31-jarige apotheker erfde een groot deel van haar goederen. Hiertoe behoorde de ongedeelde helft van haar omvangrijke bezittingen in de Crobsche Waard te Haaften. De andere helft van de goederen in deze uiterwaard kwamen in het bezit van zijn zus Anna Elisabeth van Lookeren, echtgenote van Benjamin Taats, griffier van het kantongerecht te Tiel.
Willem opperde het plan om op de landerijen een steenfabriek te gaan exploiteren, maar Taats had daar geen zin in. Dit gaf wrijving en beide heren besloten hun gezamenlijke grondbezit in de Crobsche Waard te verkopen. De landbouwer Gobel van Gameren kocht het geheel voor 121.700 gulden. Hij verklaarde meteen dat hij handelde namens mede-verkoper Willem van Lookeren Campagne en diens schoonbroer dhr. Hasselman. Laatstgenoemde was niet zo lang tevoren uit Indië teruggekeerd, waar hij een fortuin verworven had als suikerrietplanter. Hij woonde in zijn ouderlijke huis ‘Dijkzicht’ te Herwijnen. Later werd hij burgemeester van Tiel.
Op 7 april 1863 ontvingen de twee zwagers de vergunning voor het oprichten van twee dubbele steenovens in de Crobsche Waard langs de rechter Waaloever. Nu konden ze de gezamenlijke onderneming opstarten onder de naam ‘W. van Lookeren Campagne & Cie’. De beide heren zorgden samen met enkele familieleden voor het benodigde bedrijfskapitaal. Maar toen Hasselman in 1867 naar Tiel verhuisde om zijn broer Jan daar als burgemeester op te volgen, werd de eigen exploitatie gestaakt. Voortaan fungeerden de beide zwagers alleen maar als ondernemers. Ze verhuurden hun ovens aan professionele steenfabrikanten, mensen met grote ervaring, opgedaan in diverse steenbakkerijen.
In 1876 overleed Willem van Lookeren Campagne in zijn woonplaats Tiel. Zijn kinderen kregen het blote eigendom van al zijn goederen, en zijn echtgenote behield het vruchtgebruik. De weduwe liet zich door haar oudste zoon Dirk overhalen om de fabriek niet meer te verhuren, maar om deze zelf te gaan exploiteren. Dit kon alleen indien een zakelijke scheiding plaats vond tussen Hasselman en de Van Lookeren Campagnes. Deze scheiding vond in 1879 plaats. De bezittingen in de Crob werden in twee gelijke helften verdeeld, met ieder een steenfabriek met bijbehorende gebouwen, tasvelden en andere stukken grond. De ‘Benedenoven’ kreeg als firmanaam ‘Weduwe van Lookeren Campagne’. De oudste zoon Dirk kreeg het beheer over de fabriek. Hij exploiteerde echter ook een textielbedrijf in Helmond. Hierdoor was hij niet in staat voldoende toezicht te houden op de fabriek in Haaften. Daarom werd besloten zijn jongere broer Willem als beheerder aan te stellen. Willem was technisch geschoold. Hij had in 1879 zijn ingenieurs-diploma behaald op de afdeling Bouwkunde van de Technische Hochschule in Aken.
In de jaren 1884-1885 was er in de Nederlandse baksteenindustrie een zware crisis. De jaarwinst van de benedenfabriek kelderde van rond de 8.000 gulden in de jaren 1880-1882 naar 1.425,45 gulden in 1883. Het jaar daarop werd een verlies geleden van 8.209,68 gulden. De jonge ingenieur wilde de fabriek gezond maken door technische veranderingen door te voeren. De meeste familieleden zagen daar niets in en waren van plan om bij de op handen zijnde erfdeling afscheid te nemen van de steenbakkerij. Willem kreeg voor zijn moderniseringsplannen steun van zijn jongere broers Carel en Nicolaas. Het trio nam bij de definitieve erfdeling in mei 1885 gezamenlijk de bezittingen in de Crobsche Waard over, dus ook de ‘Benedenoven’. De andere zes kinderen kregen onroerende goederen in de regio’s Tiel en Geldermalsen. Hun moeder behield het vruchtgebruik.
Deze deling vormde voor de drie broers, leden van de tweede generatie, het startsein om de benedenfabriek te moderniseren. De eerste ringoven was eind 1885 gereed. In 1891 bouwde het trio naast de bestaande oven een nog grotere ringoven. Voor de financiering hiervan leenden ze 40.000 gulden bij de Nationale Hypotheekbank te Amsterdam. Er werden stoommachines aangeschaft voor de aandrijving van de persen.
Met burgemeester Hasselman en de ‘Bovenoven’ ging het niet zo goed. Technisch gezien bleef de fabriek achter. In 1893 verkocht hij zijn onroerende goederen gelegen in de Crobsche Waard, inclusief een steenfabriek met drie vaste ovens voor 70.000 guldens, aan de drie broers Van Lookeren Campagne. Hierdoor kwamen beide fabrieks-terreinen weer in één hand.
De verschillen tussen de beide fabrieken waren groot. De jaarverslagen van de gemeente Haaften over het jaar 1891 laten zien dat de benedenfabriek van Van Lookeren Campagne de grootste en modernste was. Hier werkten 83 personen: 36 mannen, 28 vrouwen, 14 jongens en 5 meisjes. Bovendien waren er een stoomketel en een stoommachine van ieder veertien pk aanwezig. Deze fabriek werd nu ook geëxploiteerd door de eigenaren zelf. De bovenfabriek van Hasselman daarentegen was verhuurd en niet voorzien van stoomkracht en was kleiner. Hier werkten slechts 31 personen: 16 mannen, 5 vrouwen, 8 jongens en 3 meisjes. Meteen na de overname door de gebroeders Van Lookeren Campagne werd begonnen om ook de bovenfabriek aan de moderne tijd aan te passen.
In 1904 overleed op 82-jarige leeftijd Neeltje Hasselman. Nu was voor de drie broers het moment gekomen om hun familiebedrijf om te zetten in een vennootschap. De vennootschap kreeg als naam ‘Van Lookeren Campagne’ en was gevestigd te Zaltbommel. Het stichtingskapitaal bedroeg 600.000 gulden. De broers Willem en Nicolaas werden de beherende vennoten en gaven leiding aan de fabriek. Hun broer Carel, die rechten gestudeerd had, trad op als commanditair vennoot en zorgde voor juridische adviezen.
In 1919 overleed Nicolaas van Lookeren Campagne aan de Spaanse griep. Het overlijden van Nicolaas was waarschijnlijk voor de beide overgebleven broers het sein om de bakens te verzetten en een nieuwe generatie de kans te geven. In 1921 werd de firma omgezet in de ‘N.V. Steenfabrieken Van Lookeren Campagne’. De twee nieuwe directeuren, Willem Wzn. en Willem Nzn., kwamen uit de derde generatie. Onder hun leiding volgde in 1927 de eerste bedrijfsexpansie van de familie Van Lookeren Campagne buiten Haaften. De neven kochten voor 375.000 gulden de steenfabriek ‘Lage Waard’ te Hurwenen. Beide bedrijven bleven enkele jaren onafhankelijk van elkaar draaien. In 1936 werd Hurwenen in de N.V. opgenomen.
Over de Lage Waard in Hurwenen zegt voormalig werknemer Henri van der Stam in een gesprek met Gerrit Verkuil (1996): ‘Ik werkte mijn langste tijd onder de Van Lookeren Campagnes. Dat waren er drie: mijnheer Wim, de ingenieur die op de Koningin Wilhelminaweg in Zaltbommel woonde. Hij kwam regelmatig op de fiets naar Hurwenen en hield zich bezig met de technische aspecten van het bedrijf. Dan was er mijnheer Ad. Hij woonde in een grote villa naast de fabriek en kwam elke ochtend klokslag half tien een kijkje nemen. De derde Van Lookeren Campagne was de financiële en commerciële man, hem zagen we nooit op de fabriek.’
In de tweede helft van het jaar 1930 werd de invloed van de internationale economische crisis op de fabriek in Haaften merkbaar. De afzet stagneerde en de prijzen daalden. Eerst werd overgegaan tot arbeidstijdverkorting, maar deze oplossing was niet voldoende. Daarom werden in de loop van 1932 drie van de vier ovens gedoofd, werden de arbeidstijden verder verkort en werden de lonen met 25 procent verlaagd. Deze gedwongen stilstand duurde ongeveer een jaar. De financiële basis van het bedrijf was ernstig aangetast. Het bedrijf krabbelde in de volgende jaren langzaam overeind.
In de oorlog daalde de productie. Wegens de verplichte verduistering werd de werkweek verkort tot 44 uur. Een deel van het machinepark bleef behouden doordat de machines onder de oven verstopt werden. Hierdoor kon de bovenfabriek al in oktober 1945 opgestart worden.
Het was hard werken in de baksteenindustrie tegen een zeer karige beloning en onder slechte arbeidsomstandigheden. Het gemeentebestuur van Haaften vond de steenovens een grote zegening voor de gemeenschap. Rond het midden van de negentiende eeuw woonden er tweeduizend mensen, waarvan er zo’n driehonderd afhankelijk waren van de bedeling. De steenfabrieken brachten werk voor een groot deel van deze werkeloze inwoners. Hierdoor waren deze mensen niet meer aangewezen op het Armenbestuur. Daarbij was het gemeentebestuur van mening dat de arbeid op de steenfabrieken redelijke lonen opleverde, met de aantekening dat het werk slechts in een beperkt aantal maanden uitgeoefend kon worden. Dit laatste leverde in de winter vaak financiële problemen op voor arbeiders.
Er zijn aanwijzingen dat de fabriek in Haaften op sociaal vlak veel beter uit de bus kwam dan de gemiddelde steenfabriek. Zo werden op het fabrieksterrein diverse woningen voor de arbeiders gebouwd. Dezen konden daar voor een gering bedrag wonen. Daar stond wel tegenover dat ze ook ’s nachts en in het weekend paraat moesten zijn. Want bij dreigende regen moesten ze meteen, ook op zondag, de droogvelden op om de in de buitenlucht te drogen liggende stenen af te dekken.
Verder kende Van Lookeren Campagne reeds in 1895 een eigen Ziekenfonds. Het doel hiervan was om, in geval van ziekte, aan de leden gratis geneeskundige hulp en geneesmiddelen te verstrekken en wanneer de ziekte langer duurde dan vijf achtereenvolgende dagen, een vaste dagelijkse uitkering te verstrekken van zestig cent. De maximale uitkeringsperiode bedroeg tien achtereenvolgende weken. Van de leden werd een dubbeltje per week op het loon ingehouden; de firma legde ditzelfde bedrag bij. De uitkering werd niet uitbetaald indien men door eigen toedoen ziek werd of als gevolg van sterke drank of vechten.
Tussen de beide Wereldoorlogen werd in Haaften een fabriekscommissie opgericht, de voorloper van de later overal verplichte ondernemingsraad. Het doel van deze commissie was het bevorderen van de samenwerking tussen directie en personeel. Haar uitspraken waren niet bindend voor de directie, maar de commissie moest wel gekend worden voor de directie veranderingen in het bedrijf kon doorvoeren waarbij de belangen van de arbeiders betrokken waren.
Verdere sociaal vooruitstrevende ideeën van Van Lookeren Campagne voor 1940 waren uitstapjes voor het personeel, de bouw van een schaftlokaal (1914), de invoering van een pensioenregeling (1928), de viering van bedrijfsjubilea en de oprichting van een spaar- en bouwfonds. Dit laatste potje gaf een voorschot aan arbeiders die een gezin gingen stichten. Hiermee werden ze in staat gesteld om zelf een huis te bouwen. Tenslotte was er nog het Arbeids Winst Aandeel (AWA), een soort winstdelingsregeling. Het hierbij vrijkomende geld werd op een geblokkeerde rekening gezet. Op verzoek konden de werknemers over dit geld beschikken, maar alleen indien ze het gebruikten voor de aankoop van nuttige en duurzame artikelen.
Ook na de oorlog zette men dit sociale beleid voort. In 1951 werd een echte winstdelingsregeling ingevoerd. Het volgende jaar verscheen voor de werknemers en hun familieleden een badinrichting met acht douchecellen. De belangstelling hiervoor was zo groot dat op vrijdag en zaterdag de mensen in de rij moesten wachten. In 1960 werden de eerste oudejaarspakketten uitgedeeld aan de werknemers. En het daarop volgende jaar werd met steun van de directie een personeelsvereniging opgericht.
In 1959 daalden de resultaten van de steenfabrieken. De bouwnijverheid was flink teruggelopen omdat de overheid een bestedingsbeperking had voorgeschreven. De flink dalende winsten zorgden ervoor dat de familie Van Lookeren Campagne akkoord ging met het idee om het besloten familiebedrijf een meer open karakter te geven. Door het aantrekken van externe financiën zou een uitgebreide mechanisatie mogelijk worden. Dat moest resulteren in een productiviteitsverhoging die ruimte moest opleveren voor loonsverhogingen.
Om ruimte te scheppen voor een nieuwe structuur, maakte de oude garde Van Lookeren Campagne (de derde generatie) in de directie plaats voor een nieuwe generatie. Directeur werd Hans van Lookeren Campagne, een voormalig luitenant ter zee eerste klasse en lid van de vierde generatie. Hij was de kleinzoon van Carel. Twee personen van buiten de familie, de heren Westendorp en Van Willigen, werden benoemd tot adjunct-directeur. Zij hielden aanvankelijk kantoor in twee bovenzaaltjes van de Verdraagzaamheid en later op de Molenwal. In 1974 verhuisde het kantoor naar Haaften.
De eerste opdracht voor de nieuwe directie was het omvormen van het besloten familiebedrijf tot een onderneming die open stond voor externe financiering. In 1962 werd de firma derhalve omgevormd tot de ‘N.V. Steenfabrieken Van Lookeren Campagne’, gevestigd te Zaltbommel. Het maatschappelijk kapitaal bedroeg 3.950.000 gulden.
De nieuwe fabriek werd in 1963 geopend, tegelijk met het honderdjarig bestaan van de firma. Bij deze gelegenheid kreeg de onderneming het predicaat Koninklijke. Dit resulteerde in de naamswijziging ‘Koninklijke Steenfabrieken Van Lookeren Campagne N.V.’
Na 1965 zakte de conjunctuur in waardoor het bedrijf in grote problemen kwam. In 1969 kwam een eind aan de van Lookeren Campagnedynastie. Hans van Lookeren trad af als directeur en werd opgevolgd door de heer Van Willigen, de eerste directeur die niet uit de familie kwam.
Hieronder een zeer beknopt overzicht van de familie Van Lookeren Campagne. Familieleden die een rol speelden in de geschiedenis van de steenfabrieken zijn in rood aangegeven.
Bronnen
De informatie en foto’s met betrekking tot de familie Van Lookeren Campagne en de steenfabrieken zijn vrijwel geheel ontleend aan: MPHM Dings. De steenfabriek in de Crobsche waard te Haaften. Brochure zonder jaartal, waarschijnlijk 1996
Verder maakte ik gebruik van:
MPM Kleijnen. Het gasthuis in Zaltbommel. Brochure. Stichting Verpleeginrichting Bommelsch Gasthuis / Stichting Kunsthistorische en Geschiedkundige projecten. 1995
G Verkuil. Vertel nog eens. Bommelerwaardse herinneringen. Europese bibliotheek. Zaltbommel 1996
JP van de Voort. Het oude mannen en vrouwenhuis te Zaltbommel. De Weide blik 2011
Gesprekken met Mevrouw Loes Vis-van Lookeren Campagne in Bussum en Richard Menken in Amsterdam
April 2017