Ruiterstraat 14
Van (ongeveer) 1518 tot 1684 werd Ruiterstraat 14-16 bewoond door meerdere generaties van de familie De Bije. Zij waren ook eigenaar van de panden. Men kan spreken van een echte De Bije-dynastie. De familie De Bije behoorde tot de klasse van de regenten. Omdat functies en financiële belangen veelal via patronage werden verdeeld, en de Prinsen van Oranje daar een grote rol in speelden, waren zij Oranjegezind.
Aerent Hermans de Bije (1518-1580) was de eerst bekende eigenaar van Ruiterstraat 14-16. Hij was getrouwd met Jenne Nayen. Zij hadden zeven kinderen. Aerent Hermans was burgemeester van Zaltbommel.
Na zijn overlijden gingen de panden over naar de jongste zoon, Jan Aerts de Bije (1554-1625). Hij was getrouwd met Jenneke Jans (overleden in 1587). Zij hadden twee kinderen: Jenneke Jans (overleden in 1668) en Arent Jantz (1604-1652). Jan Aerts de Bije was burgemeester van Zaltbommel en Dijkgraaf van Zaltbommel. Het eigendom van Johan en Jenneke ging over op hun zoon.
Arent Jantz de Bije (1604-1652), heer van Wayenstein, trouwde twee keer. Zijn eerste huwelijk was met Wilhelmina van ‘s Grevendijck (overleden in 1644) en zijn tweede huwelijk was met Margriet Bicker-van Amstel (1613-1678), een telg uit een vooraanstaand en steenrijk Amsterdams geslacht. Arent Jantz had uit deze twee huwelijken vijf kinderen.
Arent Jantz de Bije was ridder. Ook hij was burgemeester van Zaltbommel en Dijkgraaf van de Bommelerwaard. Bovendien was hij curator van de Universiteit van Harderwijk, gecommitteerde der Staten Generaal en Raad van Staten en als zodanig afgevaardigde bij de Westfaalse vredesbesprekingen.
In 1625 kocht Arent Jantz ook het huisje 16a (het rechter deel van het huidige Ruiterstraat 18) en hij bouwde op de plaats waar voorheen drie huisjes hadden gestaan een grote schuur. Ook wist hij, in overleg met de armenzorg en de diaconie, het eigendom te verwerven van een aantal godshuiskens (die bewoond werden door mensen die afhankelijk waren van de armenzorg) langs de westelijke Strikstraat.
Na het overlijden van haar man beheerde Margriet Bicker het familiebezit waarna het overging naar haar dochter Clara.
Clara de Bije (1640-1719) was in 1673 getrouwd met generaal Hugh Hughzn Mackay of Scourcy (1640-1692). Het echtpaar had vijf kinderen.
Generaal Mackay was een militair die diende in het leger van de Oranjes. Daarvoor was hij in dienst geweest van het leger van Engeland en het leger van de Republiek Venetië. Hij is vooral bekend geworden toen hij in dienst trad van stadhouder Willem III, die in 1689 naar Engeland was gehaald om te voorkomen dat een katholiek Engels vorstenhuis de Anglicaanse kerk zou onderschoffelen. Willem III werd uitgeroepen tot koning van Engeland.
De familie Mackay kocht het L-vormige gebouw in de voorhof van Ruiterstraat 14-16. In 1686 wordt ook buurhuis Ruiterstraat 12 gekocht. Waarschijnlijk dateert de brede doorgang tussen Ruiterstraat 14 en 12 van deze datum.
In het begin van de 17e eeuw was er een gestage achteruitgang van de welvaart in Zaltbommel. Door de val van ’s-Hertogenbosch was Zaltbommel geen grensplaats meer die om verdediging vroeg. Daarbij kwam de verzanding van de zuidelijke oevers van de Waal ter hoogte van Zaltbommel. Tussen 1640 en 1740 nam het aantal woonhuizen in Zaltbommel af van 900 tot 600 en het aantal bewoners daalde van 4000 tot 2700. De familie Mackay maakte dankbaar gebruik van de malaise op de huizenmarkt en kocht steeds meer huisjes langs de Lange Strikstraat op.
Het bezit van de familie Mackay of Scourcy ging over op dochter Anna Barbara Mackay of Scourcy (1684-1743). Zij erfde alle bezittingen in de Ruiterstraat en de Strikstraat. Barbara was getrouwd met dominee Albertus Royaards (1668-1739).
Zij verkocht op 22 oktober 1726 al haar bezittingen omvattende ‘Huysinge Stallen Koetshuis Hoven nefkens een huysje bij Jantje Tonie bewoont’ aan Cornelis Dutry van Haaften.
Deze familie woonde van 1726 tot 1758 in Ruiterstraat 14 en 16. Cornelis Dutry van Haaften (1694-1768) was getrouwd met Maria van Niel (1704-1772). Zij hadden in totaal 11 kinderen. Dutry van Haaften was burgemeester van Zaltbommel.
Ook Dutry van Haaften profiteerde van de slechte huizenmarkt en kocht huisjes langs de Lange Strikstraat op. Zo moest op 6 augustus 1729 ‘het weeshuis’ het hoekhuis Ruiterstraat – Lange Strikstraat verkopen. Dutry van Haaften kocht het huis voor 429 gulden. Op 9 mei 1737 sloeg Dutry van Haaften weer toe. Nu betrof het een huis van het echtpaar Roelof en Maria Jacobse van Tricht. Hij kocht het huisje aan de Lange Strikstraat voor 25 gulden. Daarmee waren vrijwel alle huizen aan de westkant van de Lange Strikstraat in eigendom van de bewoner van Ruiterstraat 14-16. Cornelis Dutry van Haaften verkocht op 1 mei 1758 de panden voor 5000 gulden aan Goverd Verploegh.
Ruim 80 jaar werd Ruiterstraat 14-16 bewoond door de familie Verploegh en haar nazaten. Goverd Verploegh (1721-1778) was getrouwd met Anna Petronella de Roock (1729-1817). Zij was de dochter van Adriaan de Roock, oud burgemeester van Zaltbommel, en Theresia Dutry van Haaften (een zus van de vorige eigenaar). Het echtpaar had 12 kinderen. Goverd Verploegh was heer van Hellouw, schepen van het Gerecht Tuijl, Hoogheemraadschap Tielerwaard en rechter te Herwijnen.
In het koopcontract van Ruiterstraat 14-16 wordt gerefereerd aan de regenput in de voortuin. De eigenaar van Ruiterstraat 18 ‘zal het recht behouden van den regenput, liggende aan den oostelijke voorhoek van het huis en daartoe de nodige toegang genieten, mits zal den persoon gehouden zijn den zelve put goed te onderhouden en steeds naar behoren te sluiten. Wanneer de eigenaar mogt verlangen in zijn huis eene pomp te plaatsen, zal hij de bevoegdheid hebben ene pijp in voorgeschreven put te brengen’. Afspraken over deze put vinden we vanaf 1550 in vrijwel alle koopcontracten van Ruiterstraat 14-16. Overigens ligt deze put nog steeds in de voortuin van Ruiterstraat 16
Goverd Verploegh overleed in 1778 waarna het bezit in handen kwam van zijn echtgenote Anna Petronella de Roock. Zij kocht in 1785 van de weduwe Laver het huisje tussen Ruiterstraat 18 en Ruiterstraat 16 (het rechter deel van het huidige Ruiterstraat 18) voor 610 gulden en tien stuivers. Hiermee bereikte het bezit van de respectievelijke eigenaren van Ruiterstraat 14-16 zijn maximale grootte.
Na het overlijden van Petronella de Roock (1817) werd het bezit verkocht door haar schoonzoon Eduard van Benthem van den Bergh. Het totale bezit wordt in 7 kopen ingedeeld. De eerste koop is het hoofdhuis Ruiterstraat 14-16, de tweede het hoekhuis Ruiterstraat – Strikstraat, de andere vijf betreffen respectievelijk de Waltuin bij de Oliemolen, een weiland en bouwland bij Zaltbommel, Bruchem en Brakel. Hij bleek zelf, met een bod van 3040 gulden, de hoogste bieder voor koop één en twee en werd daarmee eigenaar van Ruiterstraat 14-16 en Ruiterstraat 18.
Eduard van Benthem van den Bergh (1767-1838) was getrouwd met Anna Maria, de jongste dochter van de familie Verploegh. Zij hadden 12 kinderen. De panden 16 en 14 werden als één geheel bewoond, er was geen sprake van huurders.
Eduard van Benthem van den Bergh overleed in 1838 en zijn zoon Thomas Theodorus Hendrikus (stadssecretaris van Zaltbommel) verkocht de bezittingen namens zijn moeder in 1839 voor het bedrag van 5500 gulden, aan Marcus Israel Enthoven. Het bezit werd als volgt omschreven. ‘Een woonhuis, pakhuis, schuur, erve en tuin staande en gelegen in de Ruiterstraat hebbende de tuin uitgang in de Nieuwstraat terwijl zich voor het huis een afgesloten plein bevindt.’
De familie Enthoven woonde van 1839 tot 1895 in Ruiterstraat 16 en 14. Marcus Enthoven en Sara Enthoven-Swerein kwamen uit den Haag. Zij waren getrouwd in 1820 en hadden elf kinderen. Marcus startte in de schuur in de Strikstraat een fabriek van spijkers en vertinde ijzerwaren.
In het eerste kwartaal van de 19e eeuw stagneerde de economische ontwikkeling in de regio Zaltbommel. Het gevolg was werkloosheid en armoede. Wat er in de stad verdiend werd, verdween grotendeels in de zakken van de regenten en buiten de stad wonende grootgrondbezitters. Voor sommige gegoede Bommelaren was deze toestand niet acceptabel. Zij namen het initiatief om een aantal ‘bedrijven voor de armen’ aan te trekken om daarmee werkgelegenheid te creëren. Bedrijven die in dit kader in Zaltbommel verrezen waren onder andere een hoedenfabriek, een stijfselmakerij, een wol- en sajetspinnerij en ook de spijkerfabriek van Marcus Enthoven.
De familie Enthoven was een Joodse familie. Zij behoorden tot de belangrijke families van de Nederlands Israëlitische Gemeente in Zaltbommel. Op een steen die is ingemetseld in de muur van het Maarten-van-Rossummuseum staat dat Marcus in 1864 president was van de bouwcommissie voor de restauratie van de synagoge in Zaltbommel.
De familie Enthoven had een uitgebreide vriendenkring waaronder de families Philips, Van Leeuwen, Van Anrooy en Heijligers. In Zaltbommel lag een vrij groot garnizoen cavalerie (dragonders) waarvan de officieren ook graag geziene gasten waren in de Ruiterstraat.
De geschiedenis van het huwelijk tussen de Franse schilder Edouard Manet en de Zaltbommelse Suzanna Leenhoff, dochter van de stadsbeiaardier C.A. Leenhoff, is uitgebreid beschreven in recent verschenen boeken. Als getuige van de bruidegom werd de akte op 28 oktober 1863 medeondertekend door Marcus I. Enthoven. Hij was bevriend met vader Leenhoff die pianoles had gegeven aan zijn dochter Fanny. De andere getuige was de buurman van Marcus, de op nummer 10 wonende Gerhardus Johannes Heijligers.
In maart 1867, op 71-jarige leeftijd, trok Marcus zich terug uit het bedrijf. Zijn jongste zoon Hendrik Samuel Enthoven (Ivo) nam het bedrijf over. Er vond een scheiding plaats waarbij Marcus alle roerende en Hendrik Samuel alle onroerende goederen kreeg. Onder de roerende goederen werden verstaan de koopmanswaren. De gebouwen stonden omschreven als: een klein huisje, een groot huis met tuin, twee smederijen, twee fabrieksruimten, twee pakhuizen en een koetshuis. Bij de verdeling kreeg Hendrik Samuel bovendien nog 2.456 gulden aan contanten.
Hendrik Samuel had ruim 25 jaar de leiding van de spijkerfabriek. Hij was getrouwd met Sophia Catz en had 4 kinderen. In deze periode is er voor het eerst sprake van gescheiden bewoning van Ruiterstraat 14 en 16. Hendrik Samuels oudste zoon, Bernard Maurits Henri (1866-1910), woonde toen waarschijnlijk met zijn gezin in nummer 14 en vader in nummer 16.
In 1894 bleek dat de spijkerfabriek door de relatieve kleinschaligheid niet meer op kon tegen de concurrentie. De spijkerfabriek sloot haar deuren. Bij de veiling van 1895 werden alle bezittingen door Hendrik Samuel van de hand gedaan. Voor de panden Ruiterstraat 16 en 14 waren enkele bijzondere verkoopvoorwaarden opgenomen. De kopers moesten gedogen dat de grote machines uit het bedrijf konden worden verwijderd, ook al zouden daarbij enige ramen en deuren kunnen sneuvelen. Een tweede voorwaarde was dat de koper toestemming gaf dat de regenput, die in de voortuin lag, werd gebruikt door de eigenaar van Ruiterstraat 18. De koper had wel recht om water uit de put te halen.
Het woonhuis aan de Ruiterstraat 14-16 en het gebouw dat als magazijn en machinekamer had gefungeerd werden voor 3200 gulden verkocht aan Johannes de Vries, rijksveearts.
De Vries woonde met zijn gezin in Ruiterstraat 16 en Ruiterstraat 14 verhuurde hij aan respectievelijk Johannes Jacobus van Breda Beausar (van 1895 tot 1901), Paulus Sicherman (van 1901 tot 1905), Herman Wybe Woudstra (van 1905 tot 1909), Cornelis Johannes van Doesburgh (van 1909 tot 1911), Jan Joost Christiaan Gaijmans (van 1911 tot 1913) en Roelof de Boer (van 1913 tot 1920). Het beroep van vier van deze heren was kandidaat notaris. Zij woonden steeds maar een aantal jaren in Zaltbommel vanwege de tijdelijkheid van hun functie. Woudstra en de Boer waren leraren aan de HBS.
Op 2 mei 1919 werd de praktijk van De Vries overgenomen door dierenarts Djurre de Jong. De panden werden verkocht voor 10.000 gulden.
Ruiterstraat 14 was op het moment van verkoop voor 300 gulden per jaar verhuurd aan dr. Roelof Benjamin de Boer, leraar aan de Rijks HBS in Zaltbommel. Van 1920 tot 1922 was de huurder van nummer 14 Nicolaas Ozinga. Korte tijd later werd het huis verhuurd aan de familie Van Hoogstraten.
De familie Van Hoogstraten woonde van 1921 tot 1937 op nummer 14. De heer François van Hoogstraten was getrouwd met Alida Wigman. Ze hadden 5 kinderen: Jan (1922), Lous (1923), Henk (1926), Constance (1928) en Erna (1933).
François van Hoogstraten kreeg toen hij 21 was de erfenis van zijn vroeg overleden moeder. Met dat geld maakte hij in 1913, nog juist voor de eerste wereldoorlog, een reis om de wereld (uitgebreid beschreven door zijn dochter Constance in het boek ‘Gloria Mundi’). Deze reis bleef, ook later, de belangrijkste gebeurtenis in zijn leven. In 1920 werd hij burgemeester van Zuilichem en kort daarna vestigde hij zich in Zaltbommel. Hij was kerkvoogd van de Sint-Maartenskerk en zat in het bestuur van de Boerenleenbank. In 1937 vertrok hij om burgemeester in Hengelo (in de Achterhoek) te worden. Hij is in 1979 overleden.
De familie Van Hoogstraten had een nanny/kinderjuffrouw. Dat was de domineesdochter Aleid Visch en later de française mademoiselle Oswald (die de kinderen Frans moest leren). Daarnaast was er een dienstmeisje voor dag en nacht (onder andere Joke Cretier) en een dienstmeisje voor overdag (onder andere Mijntje Verhoeks). De dienstmeisjes wasten en kookten (moeder kon wel koken maar kookte nooit). Er werd gekookt op gas. Ook de was werd gekookt op het fornuis en de volgende dag op een wasbord schoon geschrobd. Kleden (er was nog geen vaste vloerbedekking) werden geklopt en geschuierd (met een borsteltje). Ze hadden een koperen pomp die ze in een emmer water konden zetten om het water tegen de ruiten te spuiten. Daarna werden de ramen met een ragebol schoongemaakt. Er was nog geen elektrische strijkbout, geen stofzuiger, geen wasmachine en geen koelkast. Er was een radio in huis. Als kind mocht je daar niet aankomen.
De kinderen Van Hoogstraten gingen naar de Rikkerschool. Vriendinnen van Constance waren Fransje Oversteegen, Corrie de Jong en Ina Donker. Vriendinnen van Lous van Hoogstraten waren Loes van Lookeren Campagne, Fransje van Anrooij en Wil van Mourik (vader had een brouwerij). De vier vriendinnen hadden op de zolder bij van Anrooy een toneelclub met de ‘betere’ meisjes van de stad. De toneelclub had een echt podium met gordijnen, decor en coulissen. Ouders en vrienden van de ouders werden uitgenodigd voor de voorstellingen.
Er werd veel op straat gespeeld, er waren immers geen auto’s. Alleen de familie De Jong en de familie Van Hoogstraten had een auto. De eerste auto van vader Van Hoogstraten was een Ford, in 1937 kocht hij een Nash. Spelletjes die ze als kinderen deden waren onder meer: knikkeren, hinkelen, hoepelen, tollen.
Buurman De Jong was de eigenaar van het huis. De familie Van Hoogstraten huurde het huis. De ruimte beneden werd verwarmd met een kolenhaard. Boven waren geen kachels. Beneden aan de voorkant was de zondagse kamer, daar kwamen ze niet. Aan de achterkant was de woonkamer met openslaande deuren op de tuin. Tussen de voor- en achterkamer was een tussenkamer/alkoof met schuifdeuren naar de achterkamer. Er kon net een eettafel staan. Vanuit de gang liep een trap naar boven.
Aan de zuidkant op de eerste verdieping was de ouderslaapkamer en een babykamer. Aan de westkant was een kinderkamer, aan de voorkant was een kamer waar de nanny sliep en daarnaast was een speelkamer. Dan was er een trap naar de tweede verdieping waar twee slaapkamers waren. Op de tweede etage waren nog twee kamertjes. Op één daarvan sliep de dienstbode op de andere kamer speelde Constance viool. Ze werd vanwege het geluid naar de zolder verbannen.
De tuin was lang en smal, niet zo breed als die van buurman De Jong. Er liep een slingerpad door de tuin met achterin een perenboom. De grote bruine beuk van nummer 16 was ook prominent op nummer 14 aanwezig. Soms hadden ze een paar kipjes, ook was er een tijdje een poes (Moortje).
Tussen buurman De Jong (nummer 16) en hun tuin was een afscheiding van grofmazig gaas met een gat waardoor de kinderen bij elkaar in de tuin konden komen. De achterkant van de tuin grensde bijna aan de tuin van dokter Van Liere in de Nieuwstraat (dat was ook hun huisarts). Aan de kant van Pleyte (nummer 12) was een muur die er nu nog is. In de voortuin stonden irissen in een goed onderhouden tuin. In de voortuinen van nummer 14 en 16 stonden twee kastanjebomen.
Toen de familie Van Hoogstraten in 1937 vertrok naar Hengelo bleef Lous nog even bij de nieuwe bewoners, de familie De Roock, wonen om het schooljaar in Zaltbommel af te maken.
Van 1937 tot 1962 woonde in Ruiterstraat 14 de familie De Roock. De heer Joan Frederik de Roock (1893-1978) was getrouwd met Neeltje Jacoba Arendje Nieuwland (1894-1963). Zij hadden twee kinderen: A.A.C. (Anneke) de Roock (1924-2008) en N.L.M. (Nelly) de Roock (geboren 28-08-1928). Zij huurden het huis van de familie De Jong en later van de familie De Gans.
De heer De Roock was rentmeester van het Groot Bommels Gasthuis en later ook als secretaris van het Weeshuis en ‘Het Oude Mannen en Vrouwenhuis’. Van 1942 tot 1974 was hij ook bestuurslid van de Oudheidkamer (het latere Museum Stadskasteel Zaltbommel). Zowel meneer als mevrouw De Roock hebben veel gedaan voor de organisatie van de Mattheus Passion in Zaltbommel.
Tijdens de oorlog zagen ze vanuit hun tuin parachutisten landen rond Zaltbommel. Daarna kwam het bericht dat ze binnen 3 uur hun huis moesten verlaten. Ze zijn toen met de fiets geëvacueerd en hebben bij de ouders van Gerda de Jongh in Gameren gewoond. Ze zijn daar 1 à 2 jaar geweest. Het huis in de Ruiterstraat werd door de Duitsers gebruikt. Bij terugkeer in de Ruiterstraat werd het huis eerst grondig schoongemaakt en hersteld van de beschietingen. Er werd in die tijd gewoond, gegeten en geslapen in de voorkamer want door een granaatinslag waren de ouderslaapkamer aan de achterkant en de kamer daarboven niet meer te gebruiken. Met een pan in een hooikist werd warm eten gehaald in een gaarkeuken.
Vanaf de voordeur was er een lange gang die uitkwam op de keuken. Rechts voor was de kamer waar gasten werden ontvangen. Daar kwam je als kind niet vaak. Halverwege de gang was de trap naar boven. Als je verder naar achteren liep was er naar rechts een klein gangetje naar de achterkamer. In het gangetje stond een grote voorraadkast. Tussen voor- en achterkamer was een tussenkamer die geen ramen had. Daar deden de kinderen het huiswerk voor school. Er zaten schuifdeuren tussen achter- en tussenkamer. De vloerbedekking in de verschillende ruimtes bestond uit zeil met kleden erop. Er was maar een kleine keuken. Daarachter zat de bijkeuken en dan kwam je in de tuin.
Op de eerste etage was aan de achterkant de slaapkamer van de ouders en daarnaast was de badkamer (met een bad op pootjes en een geiser die daar boven hing). Er was geen goede ventilatie en de muren waren ongeschikt voor een badkamer (schimmelvorming). Op dezelfde verdieping aan de voorkant was rechts de kamer van Anneke en in het midden de kamer van Nelly. Met een trap kon je een etage hoger en daar was een kamertje waar leerlingen van de HBS sliepen. Zij waren voor langere tijd bij de familie De Roock in huis (waren in het gezin opgenomen) omdat hun ouders elders woonden.
Dan was er nog een etage hoger maar die was zo slecht dat het gevaarlijk was er te lopen. Het huis werd voor en achter verwarmd met twee kolenkachels. In de kachels werd antraciet gestookt. Boven was geen verwarming. Als het ’s-winters hard vroor, bevroor het water in de badkamer.
De tuin was lang en smal, een combinatie van grind en gras. Het was moeilijk tuinieren door de grote beuk die achter nummer 16 stond. Achterin was een soort vruchtentuin met frambozen, kroosjes (kleine pruimen) en een juttepeer. De kroosjeboom stond bij de familie Pleyte maar hing over de muur zodat zij de pruimpjes konden rapen. Ook was er een seringenstruik. De afgrenzing van de tuin met nummer 12 (familie Pleyte) bestond uit een muur, tussen de tuinen van nummer 14 en 16 (familie De Jong) was een hek van grof gaas.
In de oorlog werd er vlak voor de fruitbomen een schuilkelder gegraven door de familie De Roock. De schuilkelder, opgebouwd met bielzen en aarde, lag zo ver van het huis dat bij het omvallen van de gevel de schuilkelder niet geraakt zou worden. De schuilkelder was een hokje waar je met zijn vieren naast elkaar kon zitten. Ze hebben er één keer gezeten.
In de voortuin was een grasveldje dat regelmatig gemaaid werd en er groeide jasmijn. Verder plantte moeder er in het voorjaar eenjarig spul, onder andere goudsbloemen.
De familie De Roock vertrok in 1963 naar de Kievitstraat.
In september 1962 was Ruiterstraat 14 en 16 (met de schuur in de Strikstraat) door de familie De Jong verkocht voor in totaal 60.000 gulden aan de heer De Gans, directeur van de Bommelse werktuigenhandel. Voorafgaand aan die tijd huurde De Gans al de schuur omdat zijn werkplaats in Ruiterstraat 31 te klein was geworden.
Van 1963 tot 1970 woonden in Ruiterstraat 14 Hildo van Engen, geboren 23-06-1940 en Corry Pouli, geboren 03-03-1937. Het echtpaar heeft geen kinderen. Zij huurden het huis van de heer De Gans, later was de heer Van Engen mede-eigenaar van het huis.
Hildo van Engen werd in 1957 vertegenwoordiger bij de Bergsche werktuigenhandel, een bedrijfje dat was gestart door de heer De Gans. Later heette het bedrijf de Bommelse Werktuigenhandel. Er werd draadsnijgereedschap en andere gereedschappen voor de metaalbewerking uit het Bergische Land (Wuppertal en omstreken) verkocht.
Het bedrijf verhuisde in 1958 naar Ruiterstraat 31. Dit pand werd gekocht van groenteboer Van Rangelrooy. Ruiterstraat 31 was bij aankoop alleen maar een opslagruimte met een daklijn evenwijdig aan de straat, met garagedeuren. De firma heeft er een verdieping opgezet. Nu met een kaplijn haaks op de straat. Beneden werden de garagedeuren links gehandhaafd en rechts werd de deur vervangen door een gewone voordeur en een raam. Boven werd een kantoor, een keukentje, een toilet en een woon-slaapkamer. Hildo van Engen woonde een jaar of drie op deze etage. Vera Hopman werkte op het kantoor.
Er was een snelle ontwikkeling van het bedrijf. Door de komst van het aardgas ging men massaal over op centrale verwarming. Gereedschappen en machines voor deze bedrijfstak werden geleverd door de Bommels werktuigenhandel. Het pand Ruiterstraat 31 werd te klein en na een aanvankelijke huurperiode werd de grote schuur van veearts de Jong in de Strikstraat door de firma aangekocht in 1962, inclusief de woonhuizen Ruiterstraat 14 en 16.
De werkplaats kon nu fors worden uitgebreid. Ze troffen de schuur vrijwel leeg aan. Er werd door werknemer Wout Sabel een trap gemaakt naar de zolder en de zolder werd vernieuwd. Er werd op deze verdieping een magazijn gemaakt en een kantoortje.
Op 3 mei 1962 was het bedrijf omgezet van een firma in de naamloze vennootschap Bommelse Werktuigenhandel met drie directeuren De Gans, Hopman en Van Engen. Tot de eigendommen behoorden behalve de schuur in de Strikstraat ook Ruiterstraat 14 en 16.
Ruiterstraat 31 werd verkocht aan melkboer Van Oversteeg. Hij gebruikte beneden als opslag van zijn levensmiddelen en als stalling voor zijn wagen. Boven werd verhuurd aan diverse bewoners.
Toen het bedrijf bleef groeien, er waren in de toptijd 30 tot 40 werknemers, werd uitgekeken naar een nog ruimere locatie. In 1960 werd er aan de Kokskampseweg een nieuwe werkplaats en kantoor gebouwd.
Hildo en Corry trouwden in 1963 en gingen wonen in Ruiterstraat 14 (één van de panden die eigendom waren van het bedrijf). Daarmee woonden alle drie de directeuren in de historische panden Ruiterstraat 14 en 16. Ruiterstraat 14 was na de familie De Roock kortdurend (een jaar) bewoond geweest door het echtpaar Hopman uit Utrecht, de ouders van Vera Hopman.
Ruiterstraat 14 was een volledig uitgewoond pand. Je zakte in de kamers beneden door de vloeren heen. In het pand was geen centrale verwarming, alleen kachels (kolenhaard en oliekachel beneden). Het hele huis had last van schimmelvorming, kleren en schoenen stonken altijd muf en verschimmeld. Eén keer werden er ratten aangetroffen. Al bij de komst van de familie Hopman verving de NV de houten vloeren beneden door betonvloeren. De binnenmuren beneden werden opgemetseld van kalkzandsteen (alles was betengeld), de muren van de voor- en achtergevel werden niet veranderd. De tussenkamer werd verwijderd en aan de achterkant werd het plafond verlaagd. De keuken en bijkeuken werden weggehaald en vervangen door een keuken die gerealiseerd werd als aanbouw in de tuin. Er werd gekookt op butagas.
De tuin was een wildernis met achterin een schuilkelder van spoorbielsen (aangebracht door de familie De Roock). De schuilkelder is verwijderd. Er zat een septic tank onder de grond. De tuin liep door tot aan de muur met dokter Willemse in de Nieuwstraat. Er stond geen hek tussen nummer 14 en 16. Het was dus één tuin met die van de Gans. De voortuin was groen met klimop, er werd niet in getuinierd. Er stonden twee grote kastanjebomen.
De familie Van Engen woonde alleen beneden. Boven was het pand te slecht om te bewonen. Op de eerste etage zat nog een gemak rechts achter en tussen gemak en slaapkamer was de badkamer met een ijzeren bad op pootjes. De familie Van Engen had beneden aan de voorkant de slaapkamer en aan de tuinkant de woonkamer en keuken. Er was een echte droogzolder (vierde etage) met balken die je kon draaien. Boven zaten nog belletjes voor de dienstboden en er was een bedstede.
In 1971 vertrok de familie Van Engen uit de Ruiterstraat. Ze werden opgevolgd door Hugo van Neck en Paulette Willemse. In de tijd die tussen deze bewoners zit heeft het huis leeggestaan.
Van 1975 tot 2007 woonde in Ruiterstraat 14 de familie Van Neck. Een deel van deze jaren woonden op dit adres ook Paulette Willemse, Simone Kleinlooh en Mischa van Neck. Hugo huurde het huis van Gerard van Rossum die het huis in 1971 had gekocht van de firma De Gans.
In 1974 trouwde Hugo van Neck (1944) met Paulette Willemse. Nadat ze korte tijd in Amsterdam hadden gewoond, huurden ze Ruiterstraat 14 van eigenaar Gerard van Rossum voor 500 gulden per maand. Hugo van Neck is pianist.
Het huis was in belabberde staat, erg vochtig, op veel plaatsen groeiden de zwammen uit de muur. Toen ze voor het eerst in het huis kwamen was het aan de achterkant helemaal donker. De tuin was tot aan de ramen dichtgegroeid, de deuren waren daardoor moeilijk open te krijgen. Het huis had lange tijd leeggestaan.
De tuin was een wildernis en niet duidelijk afgescheiden van nummer 16. Op de scheiding was het enigszins met planten afgezet, hier en daar stond een stuk hek, later kwam er een afscheiding in de vorm van een hekwerk. Er lag een enorme granieten steen met twee gaten in de tuin.
Bij de buren van nummer 16 stond achter het huis een enorme bruine beuk in de tuin. Een grote tak van de beuk was afgebroken en op het huis van Hugo terecht gekomen. Het was een ongelooflijke puinhoop. De boom is in 2005 weggehaald.
Aan de voorkant was ook een tuin die begroeid was met klimop en een grote kastanjeboom.
De vleugel stond in de voorkamer. Er waren in die tijd nogal wat lekkages. Er stonden emmers naast de vleugel om de drup op te vangen. De grote muur aan de westkant is toen gerepareerd door huiseigenaar Gerard van Rossum. Dat kostte anderhalve ton waarna de huur met 250 gulden werd opgehoogd.
Het huis werd door Hugo en Paulette enigszins opgeknapt. In de voorkamer werd parket gelegd. Een houten schuurtje in de tuin werd afgebroken en vervangen door steen. Op de eerste etage, aan de voorkant, van het huis werden een aantal kleine kamers uitgebroken om een balletzaal te realiseren. Daar gaf Paulette balletles. Toen het te klein werd, werd er een ruimte gehuurd in de Oliestraat. Verder werd er aan het huis niets verbouwd. Het hele huis werd bewoond.
In 1984 vertrok Paulette uit Ruiterstraat 14 en begon haar balletschool aan de overkant op Ruiterstraat 23-25. In 1986 ging Hugo samenwonen met Simone Kleinlooh. Ook Simone startte een balletschool (jazzballet) in Ruiterstraat 14 op de eerste etage. Er waren toen dus twee balletscholen tegenover elkaar.
Op 24-05-1990 werd Mischa geboren. In 1994 stopte de relatie met Simone en werd haar balletschool verplaatst naar Fitline in de Gamerschestraat. Mischa bleef een groot deel van zijn jeugd in de Ruiterstraat wonen. Sinds 2012 is hij werkzaam bij Fitline als technisch medewerker. Daarnaast heeft hij een eigen bedrijfje voor technische ondersteuning bij ICT en website design.
Ook houdt hij zich bezig met fotografie en film en kan hij worden ingehuurd voor licht en geluid techniek bij theaterproducties.
Hugo van Neck verzorgde met zijn virtuositeit als klassiek pianist en veelzijdigheid als improvisator talrijke radio- en televisieprogramma’s. Hij werkte samen met beroemdheden als Daniel Wayenberg, Ramses Shaffy, Louis van Dijk en Pim Jacobs. Ook componeerde hij muziek voor verschillende films.
Hugo gaf pianolessen bij hem aan huis. Verder kwam zijn inkomen uit optredens als pianist. Later verdiende hij ook geld als pianoverkoper bij Populiers. Hij studeerde elke dag op de vleugel en soms ook ’s-nachts. Dat werd in de straat niet door iedereen gewaardeerd.
Kenmerkend in het gedrag van Hugo is behalve enige zo nu en dan zichtbare zenuwtrekken, zijn parkeergedrag en voorliefde voor grote Amerikaanse auto’s. Parkeerboetes en kale plekken op de bumper door het wegduwen van storende plantenbakken tekenden zijn auto’s in de Ruiterstraat.
In 2007 vertrok Hugo uit de Ruiterstraat en verhuisde hij naar Waalwijk. Ruiterstraat 14 werd door Gerard van Rossum in 2008 verkocht aan Manfred Laros en Simone Kleinlooh. Het pand werd in de jaren daarna van buiten en van binnen gerestaureerd (zie voor details onder bouwgeschiedenis).
Bronnen
M.W. Enderman en drs. B. Olde Meierink. Bouwhistorische opname en waardestelling van Ruiterstraat 14. Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis. Utrecht 2008.
Afstudeerproject van studenten van TU Delft. Ruiterstraat 14 en 16. Delft 2004.
Professor Esso J. de Jong . Overzicht Geschiedenis Ruiterstraat 16 van 1700 tot 1984. Ongepubliceerd 1984.
Professor Esso J. de Jong . Geschiedenis Ruiterstraat 14-16 en hun erven van 1572 tot 1972. Ongepubliceerd. Jaartal niet bekend.
Verpondingsregister 1650. Rijksarchief voor Gelderland. Arnhem.
Rechterlijk archief Zaltbommel. Rijksarchief voor Gelderland. Arnhem.
Notariele acten vanaf 1817.
J.H. de Groot. Zaltbommel. Uitgave Europese bibliotheek Zaltbommel 1979.
Enthoven PH. Kroniek van het geslacht Enthoven. Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor geslacht- en wapenkunde, Walberg Pers, 1991. In dit boek is een uitgebreide literatuurverantwoording aanwezig.
Gesprekken met: Constance van Hoogstraten, Sjoerd de Jong, Nelly de Roock, Vera de Gans, Hildo van Engen, Hugo van Neck in 2013-2015.
Januari 2023