Ruiterstraat
portret van een straat
Ontstaansgeschiedenis
Bouwgeschiedenis
Gebruiksgeschiedenis
Tuin

Ontstaansgeschiedenis algemeen

Ruiterstraat 18

Het huis ligt aan de zuidzijde van de Ruiterstraat en grenst met zijn oostelijke zijgevel aan de Lange Strikstraat. De Ruiterstraat is een van de hoofdstraten van Zaltbommel, de Lange Strikstraat is een achterstraat. Aan de oostzijde van de Lange Strikstraat stonden de tuinmuren van de grote huizen aan de Kerkstraat. Aan de tegenoverliggende zijde stond in de 17e eeuw een zelfstandig bebouwing van kleine, eenvoudige huisjes, die aansloot tegen de achtergevel van Ruiterstraat 18.

Deze huizenrij achter de Ruiterstraat 18 kwam na 1700 grotendeels in handen van de eigenaren van het grote buurhuis, Ruiterstraat 16, een voornaam huis met een voorplein en een dubbele trapgevel uit 1630. Ruiterstraat 18 bleef aanvankelijk nog zelfstandig, maar kwam later in de 18e eeuw ook in handen van de eigenaren van het grote buurhuis op nummer 16.

In de 19e eeuw was Ruiterstraat 18 weer zelfstandig. In het buurhuis woonde toen de directeur van de ‘Spijkerfabriek Enthoven’. Op de plaats van de kleine huisjes aan de Lange Strikstraat was de bedrijfsbebouwing van de spijkerfabriek.

De oudste gegevens over de huizen aan de Ruiterstraat vinden we in een belastingkohier uit 1651. Het grote buurhuis is daar, met enige slag om de arm, te identificeren als een dubbelpand van Dirck Egens Stout, die het verhuurde in twee delen. Deze huizen, met een aanslag van 117 gulden en ruim 122 gulden, waren op dat moment de duurste huizen aan de zuidzijde van de Ruiterstraat. Naast dit tweetal lag een huis met een gemiddelde aanslag van 32 gulden en 8 stuivers, dat eigendom was van Peter Bock (1610-1684), raedemaecker. Ruiterstraat 18 was, getuige het jaartal in de gevel, op dat moment 19 jaar oud. Mogelijk was de genoemde Peter Bock dus de bouwheer. De toevoeging raedemaecker geeft aan dat hij producent was van wagenwielen. Bij het huis hoorde nog een achterhuisje in de Lange Strikstraat van 10 gulden en 16 stuivers, dat verhuurd was aan Jacob Peters.

 

gevelsteen 1632

Gevelsteen aan de voorkant van Ruiterstraat 18

 

Driekwart eeuw na de opstelling van dit belastingkohier, in 1725, werd het pand verkocht als een ‘huis met erve en schuur, op de hoek van de Ruiterstraat en de Strikstraat’. De verkoopster was Margriet van Ostade. Kopers waren de Regenten van het Oude Weeshuis, die het pand vier jaar later voor 429 gulden van de hand deden aan de eigenaar en bewoner van het grote dubbele buurpand, Cornelis Dutry van Haaften. Wanneer dit buurpand in 1758 van eigenaar verwisselt, is het hoekhuis alweer in andere handen overgegaan. In de akte wordt speciaal melding gemaakt van een vrijheid, die de ‘eygenaeren van het huys staande op den hoek van de Strickstraat teegenwoordigh in huur bewoond by de Heer Capitain Cherlenskij’ kunnen laten gelden. Namelijk ‘om zo dickwijls als het de nood vereyst, den regenback tot dat huys gehoorende te moghen schoomaecken, en ten dieneynde de blauwen steen leggende op de kruyn van voorn. regenback op de plaats van het getransporteerde huys te mogen lighten’. Op het voorplein van Ruiterstraat 14-16 was dus een waterkelder die behoorde bij het hoekhuis. Deze kelder wordt in alle navolgende akten vermeld en bleef nog in gebruik totdat de huizen in 1905 op de drinkwaterleiding werden aangesloten. Deze waterput is nogsteeds aanwezig in de voortuin van nummer 16.

 

voorzijde ruiterstraat 18

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (1952)

 

De verhuur aan een hoge militair wijst erop dat Ruiterstraat 18 in de 18e eeuw dienst deed als een deftig huurhuis. Zaltbommel was een belangrijke vestingstad van de Republiek, waar altijd een garnizoen Hollandse soldaten was gelegerd. Officieren waren doorgaans ondergebracht in huurhuizen.

In 1785 werd het hoekhuis opnieuw gekocht door de eigenaar van het grote buurpand, in dit geval de burgemeestersdochter Petronella de Roock, weduwe van Goverd Verploegh. De omschrijving luidde nu ‘huys, stalling en erf’ en de koopsom bedroeg 610 gulden. Bij de dood van Petronella de Roock in 1817, werden de huizen in veiling gebracht en als partij 1 en 2 verkocht aan Eduard van Benthem van den Bergh. Deze ging het grote huis zelf bewonen en verkocht het hoekhuis.

Ruiterstraat 18 stond in 1832, bij de instelling van het kadaster, op naam van de zadelmaker Willem Feur Stake. In de tweede helft van de 19e eeuw was er, gelet op de twee voordeuren, een winkel in het voorhuis. Vanaf 1860 had de familie Boogaarts er een kruidenierswinkel. In 1928 nam Grietje Kaasjager-van Alphen (zuster van bakker Wim van Alphen uit de Kerkstraat 33) de winkel over. Later woonde in het linker deel van het huis haar zuster Dien van Alphen met haar moeder. Dien was naaister. De gevel was in die tijd bruinrood geverfd (ZBNA 06-05-1921).

In 1943 werd het huis opgemeten door D. Verheus van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg en in 1948 werd het aangekocht door Vereniging Hendrick de Keyser. In de jaren 1962-63 volgde een restauratie onder leiding van IJsbrand Kok uit Amsterdam.

 

 

Bronnen
R. Meischke, H.J. Zantkuijl, P.T.E.E. Rosenberg. Huizen in Nederland, deel IV. Pagina 360-362. Vereniging Hendrick de Keyser. 2000

 

 

November 2017