Ruiterstraat 14
De familie Van Hoogstraten woonde van 1922 tot 1936 in de Ruiterstraat, op nummer 14. Voordat ze in de Ruiterstraat kwamen woonden ze korte tijd op de Markt. Ze kwamen uit Ede.
De heer François van Hoogstraten (1891-1979) was getrouwd met Alida Wigman. Ze hadden 5 kinderen: Jan (1922-2012), Lous (1923-1998), Henk (1926-2003), Constance (1928) en Erna (1933). Constance van Hoogstraten vertelt het verhaal van de familie.
François van Hoogstraten volgde een gymnasiumopleiding in Utrecht. Toen hij 21 was kreeg hij de erfenis van zijn vroeg overleden moeder. Met dat geld maakte hij in 1913, nog juist voor de eerste wereldoorlog, een reis om de wereld (uitgebreid beschreven door zijn dochter Constance in het boek ‘Gloria Mundi’). Deze reis bleef, ook later, de belangrijkste gebeurtenis in zijn leven. Na zijn reis werkte hij op de gemeentelijke secretarie van Ede en volgde daar een opleiding gemeenteadministratie. In 1920 werd hij burgemeester van Zuilichem en kort daarna vestigde hij zich in Zaltbommel. Hij was kerkvoogd van de Sint-Maartenskerk en zat in het bestuur van de Boerenleenbank. In 1936 vertrok hij weer om burgemeester in Hengelo (in de Achterhoek) te worden. Tot zijn pensioen heeft hij deze functie vervuld. Daarna woonde hij in Lunteren waar hij in 1979 overleed.
Moeder Wigman maakte veel foto’s met glasplaatjes. Op latere leeftijd schreef ze boekjes over folklore in Lunteren (haar dochter Erna illustreerde de boekjes).
De familie Van Hoogstraten had een nanny/kinderjuffrouw. Dat was de domineesdochter Aleid Visch en later de française mademoiselle Oswald (die de kinderen Frans moest leren). Daarnaast was er een dienstmeisje voor dag en nacht (onder andere Joke Cretier) en een dienstmeisje voor overdag (onder andere Mijntje Verhoeks). De dienstmeisjes wasten en kookten (moeder kon wel koken maar kookte nooit). Er werd gekookt op gas. Ook de was werd gekookt op het fornuis en de volgende dag op een wasbord schoon geschrobd. Kleden (er was nog geen vaste vloerbedekking) werden geklopt en geschuierd (met een borsteltje). Ze hadden een koperen pomp die ze in een emmer water konden zetten om het water tegen de ruiten te spuiten. Daarna werden de ramen met een ragebol schoongemaakt. Er was nog geen elektrische strijkbout, geen stofzuiger, geen wasmachine en geen koelkast. Er was een radio in huis. Als kind mocht je daar niet aankomen.
De kinderen Van Hoogstraten gingen naar de Rikkerschool (school 1). Vriendinnen van Constance waren Fransje Oversteegen, Corrie de Jong en Ina Donker. Vriendinnen van Lous van Hoogstraten waren Loes van Lookeren Campagne, Fransje van Anrooij en Wil van Mourik (vader had een brouwerij). De vier vriendinnen hadden op de zolder bij Van Anrooy een toneelclub met de ‘betere’ meisjes van de stad. De toneelclub had een echt toneel met gordijnen, decor en coulissen. Ouders en vrienden van de ouders werden uitgenodigd voor de voorstellingen. Erna had als kind van drie Jantje Cambier van Nooten (zoon van de burgemeester) als vriendje. Vader vertelde vaak verhalen aan de kinderen over zijn wereldreis.
Er werd veel op straat gespeeld, er waren immers geen auto’s. Alleen de familie De Jong en de familie Van Hoogstraten had een auto. De eerste auto van vader Van Hoogstraten was een Ford, in 1937 kocht hij een Nash. Spelletjes die ze als kinderen deden waren ondermeer: knikkeren, hinkelen, hoepelen, tollen. Constance ging vaak op pad met haar oudere broer Henk. Ze struinden langs de Waal of zochten bramen langs de Oenselsedijk. Wanneer ze uit school kwamen kregen ze thee waarna ze verplicht met de kinderjuffrouw een wandeling over de stadswallen moesten maken.
Ze speelden ook vaak bij de buren. Dan riepen ze naar mevrouw De Jong: ‘Tante Sjouk, mogen we bij ons spelen?’ (zij zei namelijk altijd kom maar bij ons). Constance ging soms zwemmen in het zwembad dat in de Waal dreef. Als de orgelman in de straat kwam ging de hele meute er achteraan. ‘We vonden dat prachtig.’
Ze hadden geen tuinman. Moeder hield de tuin bij. Wel kwam er regelmatig een oud vrouwtje om mos tussen de stenen uit te steken. Ze had een gehaakt mutsje. Daar kreeg ze geld voor. Oude Saja was een oud mannetje, hij zat meestal op een krukje voor het ziekenhuis (Groot Bommels Gasthuis) en liep soms ook door de Ruiterstraat. Hij had zich verkocht aan de snijzaal. Hij had een hele grote neus en we waren bang voor hem.
Buurman De Jong was de eigenaar van het huis. De familie Van Hoogstraten huurde het huis. De ruimte beneden werd verwarmd met een kolenhaard. Boven waren geen kachels. Beneden aan de voorkant was de zondagse kamer, daar kwamen ze niet. Aan de achterkant was de woonkamer met openslaande deuren op de tuin. Tussen de voor- en achterkamer was een tussenkamer/alkoof met schuifdeuren naar de achterkamer. Er kon net een eettafel staan. Vanuit de gang liep een trap naar boven. Aan de zuidkant was de ouderslaapkamer en een babykamer. Aan de westkant was een kinderkamer, aan de voorkant was een kamer waar de nanny sliep en daarnaast was een speelkamer. Dan was er een trap naar de tweede verdieping waar twee slaapkamers waren. Op de tweede etage waren nog twee kamertjes. Op één daarvan sliep de dienstbode, op de andere kamer speelde Constance viool. Ze werd vanwege het geluid naar de zolder verbannen.
De tuin was lang en smal, niet zo breed als die van buurman De Jong. Er liep een slingerpad door de tuin met achterin een perenboom. De grote bruine beuk van nummer 16 was ook prominent op nummer 14 aanwezig. Soms hadden ze een paar kipjes, ook was er een tijdje een poes (Moortje).
Tussen buurman De Jong (nummer 16) en hun tuin was een afscheiding van grofmazig gaas met een gat waardoor de kinderen bij elkaar in de tuin konden komen. Er was een hechte band tussen beide families. In de stad vroegen mensen vaak: ‘Ben je er nou één van De Jong of van Van Hoogstraten?’ De achterkant van de tuin grensde bijna aan de tuin van dokter Van Liere in de Nieuwstraat (dat was ook hun huisarts). Aan de kant van Pleyte (nummer 12) was een muur die er nu nog is. In de voortuin stonden irissen in een goed onderhouden tuin. In de voortuinen van nummer 14 en 16 stonden twee kastanjebomen.
Vrienden van de ouders waren de familie Cambier van Nooten (burgemeester van Zaltbommel), Wim en Ligia van Lookeren Campagne (uit de Kerkstraat), familie Wagner (woonden in de Ezel; mevrouw Wagner was de zus van de dichter Martinus Nijhoff, vandaar dat de dichter in Bommel kwam om de brug te zien), familie De Jong.
De familie Van Hoogstraten was praktiserend Nederlands Hervormd. Er werd gebeden voor en gedankt na het eten en moeder las bij elke maaltijd uit de bijbel. Het bijbellezen werd afgeschaft toen zoon Jan opmerkte dat hij de verhalen nu wel kende en het voor hem niet meer hoefde.
Vader en moeder Van Hoogstraten speelden tennis. Waarschijnlijk deden ze dat op de tennisbaan die in de tuin lag bij Van Lookeren Campagne in de Kerkstraat. Ook de meeste van hun vrienden speelden tennis. In de winter werd er geschaatst. De kinderen deden geen specifieke sport.
Toen de familie Van Hoogstraten vertrok naar Hengelo bleef Lous nog even bij de nieuwe bewoners, de familie De Roock, wonen om het schooljaar in Zaltbommel af te maken.
Constance deed gymnasium in Zutphen, studeerde klinische psychologie in Amsterdam en Amerika en werkte als schoolpsycholoog in Enschede en Amersfoort. Woonde 13 jaar in Frankrijk (daar werd Conny Constance genoemd) en werkte als vertaler. Publiceerde in 2011 ‘Gloria Mundi’, verslag van de wereldreis van haar vader in 1913.
Erna zat op de Rietveld academie, woonde enige tijd in Amerika, trouwde met dominee Roscam Abbing, woonde drie jaar in Nieuw Guinea.
Jan zat op het gymnasium in Tiel. Hij logeerde daar bij een familie en kwam in het weekend naar huis. Na een niet voltooide rechtenopleiding heeft hij zijn leven lang in het vluchtelingenwerk gewerkt. Eerst in Nederland (World student relief) en Duitsland (DP camps) en later in Amerika (Tolstoj Foundation). Hij trouwde met een Amerikaanse en woonde na zijn trouwen in Amerika.
Lous trouwde met jonkheer Van der Brugghen. Ze werkte in het Montessori onderwijs en werd later directrice van een medisch kleuterdagverblijf in Den Haag. Toen haar kinderen het huis uit waren vertrok zij met haar partner naar Frankrijk.
Henk ging als militair naar Indonesië en emigreerde daarna naar Nieuw Zeeland. Ook verbleef hij enige tijd in Engeland en de Dominicaanse Republiek. Hij was pottenbakker en later hield hij zich bezig met de parelhandel.
Bronnen
Gesprekken met Constance en Erna van Hoogstraten april 2014
Constance van Hoogstraten. Gloria mundi, Een wereldreis in 1913-1914. Walburg pers Zutphen 2011
Foto’s uit privé archief van Constance van Hoogstraten april 2014
Mei 2017