Ruiterstraat
portret van een straat
Wie wonen er nu
Wie woonden er vroeger
Familiegeschiedenissen
Achtergronden

Familie Coenen

Ruiterstraat 12

Daniel Coenen (1652-1731) woonde van 1711 tot 1731 in Ruiterstraat 12. Hij kocht het huis van Margaretha de Cocq, de weduwe van Diderik de Ruu(c)k. Daniel Coenen was een rijke handelaar in paarden en eigenaar van weilanden en akkerland bij Opijnen, Ophemert en Varick. Verder was hij in het bezit van een huis aan de Waaldijk in Opijnen. Voor dat huis lag een groot stuk uiterwaard, de Alverswaard, waar hij ook eigenaar van was. Hij was vaker in Opijnen (daar was hij dichter bij zijn paarden) dan in Zaltbommel.

Daniel Coenen was ongehuwd. Hij was een ontwikkeld man met een brede belangstelling. Johannes Cox heeft zijn nalatenschap afgewikkeld. De beschrijving van zijn boedel is bewaard gebleven. Hij bezat onder andere de volgende boeken: Remedien voor de siektens der paarden (van Pieter Almanus van Cour, 1711), Over de menselijke gebreken en krankheden (van Theodoor Luinger, Basel 1703), Historie van Julius Caesar (Frankfurt 1565), Opera van Straatsburg (1650), Geschiedenisse van Engelant (Burnet 1725, 2 dln), Architecture militaire de chevallier (1705), Historije van de regtpleginge omtrent Joh.van Oldenbarneveld, Rombout Hogerbeets en Hugo de Groot (1710) en alle werken van Jacob Cats.

Toen Daniel Coenen Ruiterstraat 12 in 1711 kocht was er sprake van een huis, hof en schuur. Bij de verkoop in 1794 door de dames Cox werd het bezit omschreven als huis, hof en stallen. Waarschijnlijk heeft Coenen tussen 1711 en 1731 naast zijn huis zijn paarden willen onderbrengen en daarvoor de schuur omgebouwd tot een stal.

Daniel Coenen kocht in 1723 ook ‘t Hoff’ aan het Kerkplein. Hij betaalde 400 gulden voor het huis dat grensde aan de binnengracht met aan de westkant het predikantenhuis en aan de oostkant Ravesteijn. Hij kocht het huis van Wilhelm Friedrich Quadt (1682-1724), Heer van Wyckrath. Zijn heerlijkheid omvatte enkele dorpjes bij Mönchengladbach. Daniel Coenen verkocht ‘t Hoff’in 1729 voor 1375 gulden aan Frederik van Hausselt.

Na de dood van Daniel Coenen ging zijn erfenis naar zijn vier zusters en een broer of indien overleden naar een aantal van hun kinderen. Het huis in de Ruiterstraat ging naar de drie zusters Setels, zijnde de kinderen van Hendrik Setels en Daniel’s zus Agnes Coenen. Slechts de ongetrouwde zus Eva Coenen (1655/57-1740) was nog in leven en woonde bij Daniel in Opijnen. Zij erfde het huis in Opijnen. Zij overleed daar in 1740 en Johannes Cox kreeg het toegewezen bij de verdeling.

De oudste zus was Hanna (1635/37-1697/1700), zij was getrouwd met Peter Cox (1626-1707). Zij hadden een kleinzoon Johannes Cox (1704-1775), die waarschijnlijk al van af jonge leeftijd zijn oom Daniel bezocht in Opijnen en Zaltbommel.

De op een na oudste zus Cillgen Coenen (rond 1643-voor 1711) was gehuwd met Cornelis Me(h)ls. Hun zoon Godfried vestigde zich in Opijnen en hun zoon Martinus in Zaltbommel, waar hij in 1724 een huis kocht in de Boschstraat. Zijn enigst kind Cecilia werd geboren in 1715 en gedoopt in de Sint-Maartenskerk. Martinus kocht bij de verdeling in 1731 een erfportie van Godfried Silesius, zoon van Daniel’s zuster Adriana Coenen en Bernard Silesius.

De jongere zus, Agnes Coenen (1645-1703), was getrouwd met Heinrich Setels (1645-1700). Ze hadden drie kinderen: Wilhelmina, Maria en Anna Catherina, die erfden ieder een derde deel van het huis in de Ruiterstraat. Toen zij de erfenis kregen waren zij al getrouwd en woonden rond Mönchengladbach. Wilhelmina Setels was getrouwd met Peter Glasmacher, Maria met Anton Wirtz en Anna Catharina met Johann Gisbert von Zelst. Anna Catharina Setels verkocht vermoedelijk haar een derde deel aan Martinus Mels. Toen zijn enig kind Cecilia Mels (1715-1780) in 1734 huwde met Quirinus Ramaker, schonk de vader waarschijnlijk dat derde deel aan het echtpaar. Zij hadden één kind, dat in 1765 overleed. Quirinus was burgemeester van Zaltbommel en noemde zich Heer van Driel. In 1738 verkochten de andere zussen, Wilhelmina en Maria Setels, ieder hun een derde deel aan Quirinus Ramaker. Een jaar na Quirinus’ overlijden huwde Johannes Cox de weduwe Cecilia Mels en kwam het huis in Johannes’ bezit.

De zus Adriana Coenen (rond 1647-na 1677) was gehuwd met Bernard Silesius. Hun zoon Godfried verkocht zijn erfportie aan Martinus Mels, Zaltbommel in 1731.

Eva Coenen (1655/57-1740) was ongehuwd en woonde samen met haar broer Daniel Coenen in het huis aan de Waaldijk, op dijkhoogte, in Opijnen. Ze hadden een knecht en meid in dienst. Eva overleed in Opijnen. Toen bezat ze o.a. 33 koeien (inclusief kalveren). Johannes Cox belastte zich met de uitvoering van Eva’s laatste wil. Het huis werd aan hem toebedeeld en het werd het zomerhuis voor hem en zijn familie. In 1766 werd daar het huwelijk gesloten tussen hem en Cecilia Mels in het bijzijn van o.a. twee kerkeraadslieden. In 1771 werd opnieuw een huwelijk gesloten in zijn zomerhuis: zijn dochter Eva Cox trouwde met Albert van Rijssel (1726-1805), kolonel in het leger van de Verenigde Nederlanden. Ongetwijfeld leidde een predikant de plechtigheid. Bij die gelegenheid schonk Johannes zijn zomerhuis aan het echtpaar. In 1787 werd het huis, tijdens hun verblijf in het buitenland, geplunderd door prinsgezinden en veel documenten, waaronder die van Johannes, gingen verloren.

 

 

Bronnen
Correspondentie met: H. Th. Cox. Ongepubliceerd onderzoek naar de geschiedenis van het geslacht Cox. December 2015
Alfred Blomer. Genealogisch onderzoek naar het geslacht Coenen. Mönchengladbach (via H. Th Cox). December 2015

 

 

April 2017