Ontstaansgeschiedenis

Bouwgeschiedenis

Gebruiksgeschiedenis

Tuin

Bouwhistorische beschrijving

Ruiterstraat 8

 

Exterieur

Het perceel 4064 is aan de straatzijde bijna over de gehele breedte bebouwd, alleen aan de rechterzijde van het pand is een doorgang aanwezig. Deze doorgang verleent toegang tot de achterzijde van het pand en het achtergelegen perceel 4063. Het bouwwerk bestaat uit twee bouwlagen plus zolderverdieping onder een zadeldak, waarbij de topgevels (zijgevels van het pand) boven het dakvlak uitkomen. Het dak bezit aan zowel de voor als achterzijde drie kleine dakkapellen.

 

Gevels

 

De voorgevel bevat twee bouwlagen, onder te verdelen in acht assen die zich onder een hoog schilddak bevinden. Voor de voorgevel is een smalle stoepzone aanwezig die is uitgevoerd in straatklinkers (met uitzondering van de Belgisch Hardstenen plaat bij de hoofdingang).

 

 

Aan de rechterzijde van het pand is de doorgang afgesloten door een dubbele poort (opgeklampte deur die is uitgevoerd van geprofileerde mes in groef) die door middel van hengen in duimen functioneert. De deuren zijn bevestigd tussen twee later aangebrachte stenen poeren die voorzien zijn van een hardstenen geprofileerde afdekplaat.
De gehele gevel is opgetrokken uit lichtrode handvorm baksteen [240/250 x 110/125 x 45/50] die in kruisverband is aangebracht en is voorzien van een lichtgrijze kalkvoeg (platvol gevoegd).
In het metselwerk zijn enkele bouwsporen waar te nemen aan de bovenzijde van de gevel (de gehele gevel is opgetopt). Tevens is aan de linkerzijde zichtbaar dat er een ingetande bouwnaad in het gevelwerk aanwezig is (dit kan te maken hebben met de aansluiting van Ruiterstraat 8 en 10).

 

 

Aan de uitvoering van het gevelmetselwerk is te zien dat er sprake is van een vermoedelijke 16e-eeuwse gevel. Aanwijzingen daarvoor zijn de toepassing van klezoren in de koppen laag bij vensteropeningen (met uitzondering van de voordeur) en bij de hoekuitvoering van de voorgevel met topgevel en de uitvoering van kopse en strekse ontlastingsbogen boven de vensters. Tevens zijn er schuine gevelstenen in de dagkanten van de vensters toegepast, die doen vermoeden dat deze profielstenen behoren bij de eerste bouwfase van deze gevel. Ook is er sprake van een jongere bouwfase waarbij men een sierlijke baksteenlijst heeft toegepast.
In de gevel heeft men eikenhouten vensters aangebracht die zijn voorzien van een 12-vaks [3 breed en 4 hoog] of 15-vaks [3 breed en 5 hoog] indeling met enkelvoudig getrokken glas in een lichtgroene/gele kleurstelling.

 

 

De gevel is voorzien van enkele smeedijzeren gevelankers (enkelvoudige schieters) die de positie weergeven van de voormalige balklaag (verdiepingsvloer). Zeer opvallend in deze gevel is dat er aan de rechter onderzijde geen vensters in de gevel aanwezig zijn, waardoor er geen symmetrie is. Mogelijk is er op deze plaats een opkamer geweest. Aan de linkerzijde van de voorgevel is vermoedelijk een sleutelkluis aangebracht, die mogelijk uit de periode van het kinderdagverblijf dateert.

 

 

Het schilddak is voorzien van drie kleine dakkapellen die zijn voorzien van een 9-vaks vensterindeling waarboven een schuin uitgevoerd dak aanwezig is. Verder heeft men enkele dakvensters in het dakvlak aangebracht voor een optimale lichttoetreding op de zolderverdieping.

 

 

Op het dak liggen matzwart geglazuurde verbeterde Hollepannen. Opvallend aan het dak is dat er gebruik is gemaakt van zinkwerk bij de zijwangen van de dakkapellen en muurafdekkers en een goot met bijbehorende hemelwaterafvoeren uitgevoerd in koper.

 

 

 

De rechter zijgevel bevat drie bouwlagen en drie assen waarbij de venstervakken van de eerste verdieping de driedeling bepalen. Deze gevel heeft evenals de voorgevel een lichtrode handvorm baksteen [240/250 x 110/125 x 45/50]. Het metselwerk van de gevel is uitgevoerd in kruisverband, waarbij een hoge topgevel aanwezig is. Binnen deze gevel zijn via de vensterindelingen en de smeedijzeren gevelankers de achterliggende vloerindelingen zichtbaar.

 

 

Opvallend is dat in dit gevelvlak veel bouwsporen en bouwfaseringen waarneembaar zijn. Hierbij is opnieuw zichtbaar dat er in het metselwerk gebruik is gemaakt van klezoren bij zowel de vensters als bij de beide hoekoplossingen. De vensters van de begane grond en eerste verdieping zijn allemaal dichtgezet met baksteen gevelwerk (Halfsteensverband [210/215 x 100/110 x 40/43]) waardoor er momenteel gesproken kan worden van blindvensters waarin verschillende bouwfasen zijn af te lezen.

 

 

De drie vensters die op de tweede verdieping aanwezig zijn betreffen ook eikenhouten vensters met een 12-vaks [3 breed en 4 hoog] indeling waarin enkelvoudig getrokken blank glas is aangebracht.
Deze gevel heeft sporen van beplanting die zowel zichtbaar zijn op de gevelsteen als op het voegwerk. Begrijpelijk bij het zien van eerder getoonde (zwart-wit) foto. Binnen het voegwerk aan de onderzijde is een inboeting aanwezig met zoutaantasting op de gevel.

 

 

Ook binnen dit gevelvlak zijn inboetingen en de totale optopping van het gevelvlak aanwezig. Binnen deze verhoging van de gevel heeft men enkele vlechtingen aangebracht in de schuinte van het dakvlak, daarbij is tussen de rechter en linkerzijde geen symmetrie aanwezig.

 

 

Ook binnen dit gevelvalk zijn enkele smeedijzeren gevelankers (enkelvoudige schieters) die wijzen op de voormalige houten balklaag (verdiepingsvloer) en waarbij de gevelankers in de top de muurplaat en de gordingen weergeven.

 

 

De achtergevel is slechts gedeeltelijk waarneembaar omdat het achterhuis van Ruiterstraat 10 deels achter de bebouwing van Ruiterstraat 8 is gepositioneerd.
De achtergevel bevat twee bouwlagen waarbij drie assen zichtbaar zijn, onder een hoog schilddak. Aan de linkerzijde van het pand is de doorgang die is voorzien van de dubbele poort. De gehele gevel is opgetrokken uit lichtrode handvorm baksteen [240/250 x 110/125 x 45/50] die in kruisverband is aangebracht en voorzien van een lichtgrijze kalkvoeg (platvol gevoegd). In het metselwerk zijn enkele bouwsporen waar te nemen. Deze waarnemingen zijn gedaan aan de bovenzijde van de gevel (de gehele gevel is opgetopt, waarbij een sierlijke gemetselde band onder de dakgoot is aangebracht.) Ook is zichtbaar dat er aan het metselwerk is gewerkt voor het plaatsen van de grote onderpui. Het is hierbij opvallend dat aan beide zijden van deze pui klezoren in het gevelmetselwerk aanwezig zijn (dit maakt het waarschijnlijk dat de bestaande negge van eerdere vensters zijn aangehouden). Ook over dit gevelvlak is het aannemelijk dat het oudste baksteenwerk dateert uit de 16e eeuw.

 

 

De achtergevel met de vensters is anders uitgevoerd dan de voor en zijgevel. Er zijn stalen vensters op de eerste verdieping toegepast, deze zijn echter vierkant uitgevoerd en voorzien van een 12-vaks verdeling [4 breed en 3 hoog] met enkel laags getrokken blank glas. De onderpui betreft een dubbele samengestelde brede pui, waarbij de linker pui is voorzien van dubbele openslaande deuren.

 

 

De onderpui is uitgevoerd in een vakverdeling die esthetisch aansluit bij de bovengelegen vensters, de pui is uitgevoerd in hout. Alle vensters hebben een lichte/witte kleurstelling. Opvallend is dat binnen dit gevelvalk geen smeedijzeren gevelankers aanwezig zijn.

 

 

Het schilddak is voorzien van drie kleine dakkapellen waarvan er maar twee zichtbaar zijn. Deze dakkapellen zijn voorzien van een 9-vaks vensterindeling waarboven een plat dak is aangebracht. Verder heeft men enkele dakvensters in het dakvlak aangebracht voor een optimale lichttoetreding op de zolderverdieping.
Men heeft een mat zwart geglazuurde verbeterde Hollepan toegepast. Opvallend aan het dak is dat er gebruik is gemaakt van zowel zink als koper. Zinkwerk bij de zijwangen van de dakkapellen en muurafdekkers en een koperen goot en koperen hemelwaterafvoeren.

 

 

Constructie

Hieronder is de constructieve opbouw van het pand weergegeven met de kapconstructie en de horizontale krachtenafdracht via de vloeren en van de verticale krachtenafdracht van de dragende wanden en kolommen die de krachten naar de fundering overbrengen.

 

 

Draagconstructie
De draagconstructie bestaat uit dragende baksteenwanden waartussen betonnen vloeren zijn aangebracht. De plattegrond is zeer eenvoudig als een rechthoek uitgevoerd, waarbij de gehele buitenschil van het bouwwerk als dragende wanden worden aangemerkt. Deze wanden alsmede enkele binnenwanden en kolommen dragen de belasting af naar de vaste ondergrond.

 

 

Opvallend is dat men bij de topgevel een betonnen binnenwand heeft aangebracht (begane grond en eerste verdieping) waardoor deze wand constructieve waarde heeft voor de huidige verdiepingsvloeren, en dient deze constructieve binnenwand als versteviging voor de baksteentopgevel. De vloeren welke aanwezig zijn heeft men uitgevoerd in beton. Hierbij is de begane grondvloer in het werk (op locatie) gestort. Onder deze vloer heeft een kelder gezeten, welke tijdens de bouwwerkzaamheden (derde kwart 20e eeuw) is gevuld, waarna men deze in gewapend beton heeft uitgevoerd. De verdiepingsvloeren van de eerste en tweede verdieping heeft men uitgevoerd in betonnen segmenten vloerelementen. Deze vloeren heeft men in de smalste lengte richting aangebracht (kortste overspanning), waarbij deze wel worden ondersteund door een betonnen onderslagbalk.

 

 

De smeedijzeren gevelankers in de buitengevel geven de positie aan van de historische balklagen. Deze gevelankers zijn vermoedelijk nog verankerd aan de betonnen vloeren (dit om de buitengevels niet te laten uitwijken).

 

Kapconstructie
Ruiterstraat 8 bezit één kapconstructie op de rechthoekvormige plattegrond, die is uitgevoerd door middel van vijf spanten. De gehele kapconstructie is uitgevoerd in robuust eikenhouten voorzien van pen-en-gat-verbindingen. Deze kapconstructie is niet de oorspronkelijke kapconstructie. De huidige kapconstructie dateert uit midden 20e eeuw. Wel heeft men er voor gekozen om een traditioneel eikenhouten gordingen kapconstructie te plaatsen, het zogenaamde ‘Hollands spant’. Het dak is overigens wel voorzien van dakbeschot, dat aan de binnenzijde tussen de gordingen is voorzien van isolatiemateriaal en plaatafwerking.

 

 

De kapconstructie is uitgevoerd met vijf identieke spanten. Deze spanten bestaan uit een onderjuk met daarop een middenjuk en nokjuk waarop de gordingen/vlieringen zijn aangebracht. Op de spanten zijn geen telmerken aangetroffen, mogelijk zijn deze door de verf niet zichtbaar. De spanten zijn uitgevoerd in fijn bezaagd en geschaafd hout (210×165). De vlieringen gordingen zijn uitgevoerd in een houtmaatvoering van 150×200. Men heeft de spanten uitgevoerd in spantbenen die aan de onderzijde zijn voorzien van een standzoon met onderslof. Vervolgens heeft men de dekbalk aangebracht waaronder korbelen aanwezig zijn. Deze gehele constructie is uitgevoerd met pen in gat verbindingen waarbij men doken heeft toegepast om de verbindingen in elkaar te houden.

 

 

Het dekjuk is uitgevoerd in spantbenen waarop ook een dekbalk is aangebracht. Hier heeft men geen korbelen toegepast, omdat deze overspanning veel kleiner is. Wel heeft men in deze spantbenen de gordingen tussen de jukken aangebracht. Op beide dekbalken heeft men de gordingen/vlieringen aangebracht, waarna het bovenstuk van het spant door een kleinere maatvoering spantbenen wordt afgemaakt. In de nok heeft men nog een haanhout aangebracht om deze spantbenen onderling te koppelen.

 

 

Interieur

De huidige indeling van de woning is zeer overzichtelijk uitgevoerd. De getallen bij de ruimtes verwijzen naar de getallen op onderstaande plattegronden. Er zijn drie woonlagen. Op de begane grond is de entree en de toegang tot het aansluitende terrein. Op de begane grond is de centrale keuken met enkele opslagruimten. Centraal gelegen is de natuursteentrap die de verticale verbindingsader is voor de hoger gelegen woonlaag.

 

 

Op de eerste verdieping heeft men het centrale trappenhuis en een werkkamer gepositioneerd met aansluitend een woonkamer.

 

 

Achter het trappenhuis bevind zich een hal,een toilet en de trap die toegang geeft tot de derde woonlaag waar de badkamer en de slaapvertrekken zich bevinden.

 

 

Begane grond
De benedenverdieping betreft de woonruimte welke zich op de begane grond bevindt, en is onderverdeeld in negen ruimten. Deze woonlaag betreft een centrale gang/hal met een aansluitende open keuken (ruimten 0.1/0.2/0.3). Ook heeft men op deze verdieping nog een werkkamer (ruimte 0.9), opslagruimten (0.7/0.8), een toiletgelegenheid en een speelkamer (ruimte 0.6/0.4).

Deze gehele benedenverdieping is zeer ruimtelijk door de grote doorgang tussen de centrale gang en de open keuken. De ruimtelijke indruk wordt versterkt door het hoog gelegen plafond dat bestaat uit een betonnen segmentvloer, opgebouwd uit kleine gewelfjes.

 

 

Alle representatieve ruimten op deze verdieping zijn voorzien van donker hardsteen vloertegels [600x600x20]. Er is een hoogteverschil aanwezig tussen de centrale ingang en de aansluitende centrale hal. Dit hoogteverschil wordt door middel van een houten trap (drie treden) overbrugd.
De wanden zijn voorzien van stucwerk dat met uitzondering van de keuken is uitgevoerd in een lichte kleurstelling. De kleur van de keuken is grijs, een kleur die ook zichtbaar is aan de onderzijde van het plafond.
De getoogde kozijnconstructies die in de wanden zijn opgenomen, zijn zeer verrassend binnen dit interieur en zijn geïnspireerd door de getoogde gevelvensters en het segmentenplafond.

 

 

De voordeur geeft toegang tot de centrale hal (ruimte 0.1). De toegangsdeur is een opgeklampte deur voorzien van smeedijzeren hang en sluitwerk (gehengconstructie) waarbij de verbindingen zijn uitgevoerd met smeedijzeren nagels. In deze centrale hal is de garderobe en de brievenbus. Via deze ruimte kan men toegang krijgen tot de centraal gelegen gang en werkkamer (ruimte 0.9).

De centrale gang (ruimte 0.2) is de hoofdader van deze verdieping. Men heeft vanaf hier toegang tot de toiletgelegenheid, opslagruimten en de keuken. Binnen deze ruimte heeft men de centrale trap welke een zeer prominente plaats inneemt binnen het interieur. Deze trap is een samengestelde trap. De onderste helft is uitgevoerd als een natuursteen spiltrap [optreden 190, aantreden 210] en voorzien van twaalf treden in een spil diameter 250.

 

 

Vervolgens heeft men een betonnen bordes toegepast, waarna men met een rechte steektrap verder gaat. Deze steektrap heeft men door middel van een betonnen trapboom gerealiseerd waarop men de natuursteen treden [260×50] heeft aangebracht. Alle traptreden zijn in de stucwerk wand ingelaten (geen trapboom toegepast).

 

 

De getoogde kozijnconstructies (deurkozijn met betimmeringen en de toegepaste deur) welke aanwezig zijn heeft men geheel uitgevoerd in hout. Hierbij heeft men de deurkozijnen voorzien van breed geprofileerde (beide zijde voorzien van kraalprofiel) [75×15] koplatten welke op een neut [80x175x20] zijn aangebracht. De deuren zijn aan beide zijden uitgevoerd met kraaldelen welke op een houten framewerk zijn bevestigd. Deze deuren heeft men aan drie kogellagerscharnieren bevestigd in het deurkozijn.

In de keuken (ruimte 0.3) is het keukenblok tegen de rechterzijgevel van het bouwwerk heeft geplaatst. Deze achterwand kan ook volledig worden benut als keukenruimte omdat de drie voormalige vensters die in de rechterzijgevel zitten als blindvensters zijn uitgevoerd.
Deze ruimte geeft ook toegang tot een speelkamer (ruimte 0.4) en een opbergruimte (ruimte 0.5).

Naast de open keuken is een kinderspeelkamer (ruimte 0.4). Men heeft hier een gedeeltelijke tussenverdieping in aangebracht waardoor de kinderen een eigen speelhoek hebben binnen het leefgedeelte. Opvallend is dat bij deze ruimte en de kleine ruimte ernaast (ruimte 0.5) de vensters (vensters in de voorgevel) hoger zijn uitgevoerd dan de overige vensters op de begane grondlaag.

De toiletruimte (ruimte 0.6) is te bereiken via de centrale gang/woonkeuken. Deze ruimte is onderverdeeld in drie gedeelten waarbij er twee toiletruimten aanwezig zijn met een centrale wasbak. De afwerking van deze ruimten is geheel uitgevoerd in tegelwerk met een grijze kleurstelling.

 

 

De ruimtes 0.7 en 0.8 zijn in gebruik als opslag- en voorraadplaats. Deze ruimtes tonen nog veel bouwsporen uit de gebruiksperiode van het pand midden 20e eeuw. In ruimte 0.7 is de dichtgezette doorgang van de centrale gang van Ruiterstraat 10 zichtbaar. Dit vormt een niet te missen bouwspoor dat Ruiterstraat 8 en 10 in het verleden één geheel vormden.

Ook zijn er betonnen verdiepingsvloeren en trappen waargenomen in/boven de plafonds. Door deze bevinding is duidelijk dat in deze ruimten (0.7/0.8/0.9) een andere indeling aanwezig is geweest. Hier was een centrale bordestrap die toegang gaf naar de hoger gelegen woon- en leefvertrekken. Een deel van dit gebruik is af te lezen aan de nog aanwezige wandafwerkingen en binnendeurkozijnen.

 

 

Ruimte 0.9 wordt gebruikt als kantoor/werkruimte. Hierbij is het opvallend dat de vloer niet is uitgevoerd in natuursteen maar in eiken vloerdelen met een werkende breedte van 26,5 mm. In deze ruimte zijn ook nog enkele gebruik- en indelingssporen waar te nemen. De achterwand van dit kantoor is voorzien van twee midden 20e-eeuwse boarddeuren welke vermoedelijk toegang hebben gegeven tot de betonnen bordestrap. Ook is er nog een deel van een voormalige steenstrip lambrisering waarneembaar, waardoor de interieur indeling en afwerking nog steeds zichtbaar is.

 

 

Momenteel maakt een historisch glas-in-loodvenster onderdeel uit van het interieur. Dit venster heeft men tijdens de verbouwwerkzaamheden (eerste kwart 21e eeuw) uit de tussenwand van de centrale gang en voordeur (ruimte 0.1) verwijderd, en is een weergave van de geloofsovertuiging van het Katholieke tehuis ‘Sint Antonius’ dat het pand midden 20e eeuw in gebruik had. Het glas-in-lood is uitgevoerd in een donkere kleurstelling met gebrandschilderd glas waarbij een voorstelling is weergegeven van twee personen waarvan er één herder is met een staf. Zij hebben een lam als offer of aanbidding in het midden. Tevens is zichtbaar dat men in de open ruimte is omdat er bloemen en zwaluwen als achtergrond zijn weergegeven. Vermoedelijk is het een weergave van ‘het Lam Gods’.

 

Eerste verdieping
De eerste verdieping kan worden onderverdeeld in een vijftal ruimten. Op deze verdieping bevindt zich de centraal gelegen gang welke de verkeersroute is waarin de trappen aanwezig zijn. Deze gang verleent tevens de toegang tot alle aangrenzende ruimten zoals de woonkamer (ruimte 1.1) en het kantoor (ruimte 1.2).

 

 

Men heeft ook hier een plafondaanzicht dat door middel van de toepassing van een betonnen segmentenplafond/vloer (tweede verdiepingsvloer) tot stand is gekomen. Omdat de wanden voorzien zijn van vlak stucwerk is er een industriële uitstraling aanwezig, waarbij de uitvoering van de trap en stalen vensters deze beleving versterken. Voor de vloer heeft men op deze verdieping gebruik gemaakt van eikenhouten vloerdelen in een werkende breedte van 260 mm waarbij een hoge vloerplint [25×65] is toegepast. Alle kozijnen met binnendeuren zijn gelijk aan die op de begane grond. Opvallend is dat de voorgevel voorzien is van getoogde eikenhouten vensters. Bij de achtergevel heeft men stalen vensters die rechthoekig zijn uitgevoerd. Ook op deze verdieping zijn in de centrale gang (dichtgezette doorgangen) bouwsporen aanwezig van de samenhang tussen Ruiterstraat 8 en 10.

Ruimte 1.0 betreft de centrale gang. Binnen deze gang is het trappenhuis aanwezig waarbij de tussenwand deels is opengewerkt door middel van sparingen, waardoor de aandacht in de gang gevestigd is op het trappenhuis. In de gangen heeft men in de achtergevel een nis, de voormalige doorgang naar de achterkamers van Ruiterstraat 10. Vanaf deze centrale gang heeft men toegang tot de woonkamers die aan de rechterzijde van het woonhuis zijn gepositioneerd en de werkkamer die zich achter de voorgevel bevindt. Achter de centrale trap heeft men toegang tot een voorhalletje dat toegang verleent tot de hoger gelegen woonvertrekken.

 

 

De woonkamer (ruimte 1.1) is één grote open ruimte. Opvallend zijn de twee constructieve kolommen die alleen binnen deze ruimten zichtbaar zijn (overig kolommen zijn op deze verdieping in de wanden opgenomen). De woonkamer heeft zowel aan de rechter- als aan de linkergevel (voorgevel en achtergevel) vensters die verschillen in uitvoering (voorgevel heeft eikenhouten vensters, achtergevel heeft stalen vensters). De achterwand van deze woonkamer (rechterzijgevel) is voorzien van een voorzetwand waarin een openhaard is opgenomen. Door de positie van deze wand zijn de drie achtergelegen blinde vensters binnen deze ruimte niet zichtbaar.

Ruimte 1.2 is een werkkamer/kantoorruimte die is voorzien van twee eikenhouten vensters (voorgevel). Binnen deze ruimte is de tussenwand, die achter de centrale trap is gelegen, voorzien van een opbergruimte in een nis. Deze nis betreft een voormalige doorgang (deuropening) waarbij aan de onderzijde nog enkele tegeltjes zijn waargenomen [100×100] in een grijze kleurstelling met lichtgrijze voeg. Deze tegeltjes geven een vermoeden dat de voormalige vloer voorzien zal zijn geweest van een tegelvloer.

 

 

Ruimte 1.3 is een verlengstuk van de centrale gang waarin de trapopgang is gerealiseerd naar de tweede verdieping. Binnen deze ruimte is er een toegang tot een kleine berging en een toiletruimte. Opvallend is dat door de positie van deze ruimte achter de centrale trap (begane grond – eerste verdieping) er een kwart ronde wand aanwezig is. In deze ruimte is een betonnen trap zeer centraal gepositioneerd langs de zijgevel (linkerzijgevel). Deze trap is uitgevoerd in een betontrap welke men voor de op- en aantrede heeft voorzien van tegelwerk. Vervolgens heeft men deze trap geheel voorzien van nieuwe houten traptreden.

 

 

Onder deze trap heeft men een kleine opbergruimte gerealiseerd die is voorzien van één eikenhouten gevelvenster. Deze uitvoering van de onderzijde van de trap geeft een mooie weergave van de betontechniek uit het midden van de 20e eeuw. Deze ruimte heeft men voorzien van een gietvloer.

 

 

Ruimte 1.4 is een toiletruimte. Deze ruimte heeft één eikenhouten gevelvenster dat daglicht binnen deze ruimte brengt. De gehele toiletruimte is voorzien van tegelwerk.

 

Tweede verdieping
De tweede verdieping betreft een woonverdieping onder de kapconstructie. Door de positie van hoofdzakelijk slaapruimten onder de kapconstructie, heeft men binnen deze kamers schuine zijden welke de onderzijde van de dakconstructie betreffen. Op deze verdieping is een centrale gang gepositioneerd (ruimte 2.1) die toegang verleent tot een grote slaapkamer, twee kinderkamers (ruimte 2.2, 2.3) en de badkamer (ruimte 2.6). In deze centrale gang is een gietijzeren spiltrap die toegang verleent tot de bergzolder. Tevens is er een kleine bergruimte/washok aanwezig (ruimte2.5).

Men heeft de sfeer en overzichtelijke structuur die in de hele woning aanwezig is doorgezet op deze verdieping. Doordat deze verdieping direct onder de kapconstructie is gerealiseerd, zijn de spantconstructies en het dakbeschot zeer beeldbepalend voor deze verdieping. De wanden en de plafonds heeft men uitgevoerd in vlakstucwerk in een licht witte kleurstelling. Binnen deze verdieping word de lichtval gerealiseerd door dakramen en dakkapellen.
Deze verdieping is evenals de eerste verdieping voorzien van eikenhouten vloerdelen in een werkende breedte van 260 mm waarbij een hoge vloerplint [25×65], met uitzondering van de bergruimte/washok en badkamer, is toegepast. Alle kozijnen en binnendeuren zijn hetzelfde uitgevoerd als op de begane grond en de eerste verdieping.

De centrale gang heeft een open ruimte (entresol) onder de kapconstructie waarin een gietijzeren spiltrap is geplaatst. In de gang word het licht gerealiseerd door een dakraam en een dakkapel (voorgevel dakvlak zijde Ruiterstraat).

 

 

Ruimte 2.2 en 2.3 zijn beide uitgevoerd als kinderkamers. Deze kamers bevinden zich tegen over elkaar. De kamers bevinden zich volledig onder het schuine dakvlak waardoor de kamers een driehoek-vormige inhoud hebben. De kamers hebben licht via dakkapellen en dakramen (voorzijde en achterzijde van het bouwwerk). Zeer mooi binnen deze ruimten zijn de spantbenen van de kapconstructie in samenspel met het dakbeschot en de dakkapellen.

 

 

Ruimte 2.4 is een slaapkamer die is gepositioneerd over de gehele breedte van het pand (rechter zijgevel). De kamer is vanaf het nokjuk voorzien van een plafond, hierdoor is de gehele kapconstructie zichtbaar in deze ruimte. De ruimte is voorzien van drie eikenhouten vensters die zich in de topgevel bevinden (rechter zijgevel).

Ruimte 2.5 is een bergruimte/washok. De ruimte is eenvoudig afgewerkt en is niet voorzien van een dakkapel of dakvenster. De ruimte is ingericht als was en strijkruimte.

 

 

Ruimte 2.6 betreft de badkamer. Deze ruimte is voorzien van een stucplafond. Wanden en vloer zijn voorzien van tegelwerk. In deze badkamer heeft men de wastafelgelegenheid tot centraal punt gemaakt. Daarachter is de douche gesitueerd. Tevens heeft men een vrijstaand bad geplaatst, waardoor een ruimtelijk effect in de badkamer ontstaat. De ruimte is voorzien van een dakkapel die zorgt voor de lichttoevoer.

 

Zolderverdieping
De zolderverdieping wordt gebruikt voor opslagdoeleinden. Binnen deze verdieping is een hoogteverschil tussen de vloerniveaus. Dit heeft te maken met de dekbalk van het onderjuk. Opvallend is hierdoor dat het lager gelegen vloerniveau moeilijk is te belopen, omdat hier de dekbalken van het middenjuk de doorgang blokkeren. Het lager gelegen middenstuk kan worden bereikt via de gietijzeren spiltrap en kan worden gezien als een entresolvloer. Deze ruimte heeft veel licht door daklichtvensters die in beide dakvlakken zijn aangebracht.

 

 

 

Bronnen
J.W.van Zoelen. Bouwhistorische verkenning Ruiterstraat 8. 2014

 

 

Oktober 2023

 

 

< terug